Bouwhistorisch onderzoek bijgebouw Nolenspanden Withuis-Eijsden

Bijgebouw Nolenspanden, Withuis Eijsden rijksmonument, herbestemming omgevingsvergunning

Bijgebouw Withuis 10 Eijsden

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Particulier

 

Uitvoering

Bouwhistorisch onderzoek

 

2021


In het buurtschap Withuis, gelegen ten zuidoosten van Eijsden, aan de Belgische grens, ligt een ensemble panden dat haar oorsprong in de eerste helft van de negentiende eeuw vindt. De gebouwen liggen aan weerszijde van de straat. Deze panden, nummers 5-11 en 8-16b zijn aangewezen als rijksmonument. Hierbij zijn nummers 10-16b onder één nummer geschaard, te weten nummer 15534. Deze status heeft ook betrekking op het achter de gevelwand gelegen bijgebouw. De eigenaar van het bijgebouw heeft de intentie het volume te restaureren, verbouwen en herbestemmen tot wooneenheid. Ten behoeve van de beoogde werkzaamheden stelt de gemeente als vereiste dat een bouwhistorische verkenning wordt verricht naar het rijksmonument, als onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning.

 

Buurtschap Withuis

De oorsprong van het buurtschap Withuis is gelegen in het zogenaamde Zezenhoven. Zezenhoven was een van de twee oudste grangiae (graanschuren) van het Cisterciënzerklooster Val Saint-Lambert, dat rond 1200 bij Seraing ten zuiden van Luik werd gesticht. Zezenhoven werd in 1335 verkocht en raakte via tussenpersonen in handen van de bisschop van Luik, die het tot de Franse tijd zou behouden. De bebouwing van de Zezenhof was gelegen aan de westzijde van de huidige Rijksweg, meteen ten noorden van de Voer. Op de Tranchotkaart van 1802-1807 is deze bebouwing nog duidelijk herkenbaar. We zien een volume in carrévorm. Bij deze boerderij staat het toponiem ‘Wit huys’ vermeldt. Het toponiem van het huidige gehucht is dan ook rechtstreeks te herleiden tot deze hof, het hart van het eeuwenoude Zezenhoven. Een deel van deze oude hof is nog behouden (Withuis 2).

 

In het tweede kwart van de negentiende eeuw ontstaat, meteen ten zuiden van de Voer, een buurtschap, bestaande uit meerdere geschakelde en vrijstaande woningen aan weerszijde van de weg, een boerderij en twee (?) kapellen. Iets naar het westen werd een buitenplaats gebouwd, het Böske. Uit het kadastrale dossier blijkt dat al deze gebouwen en de bijbehorende gronden eigendom zijn van één persoon, Pieter Jacob Nolens, secretaris van de schepenbank van Eijsden. Behalve in Withuis staat ook een groot aantal panden en de windmolen in Eijsden op zijn naam. Ook deze gebouwen dateren uit het begin van de negentiende eeuw. Hoewel het binnen het kader van dit onderzoek niet kon worden vastgesteld, lijkt het er sterk op dat Nolens handig heeft ingespeeld op de verkoop van de openbare goederen (de bien noirs) door de Fransen aan het eind van de achttiende eeuw. Hierbij werden onder andere alle religieuze goederen verkocht (Withuis was eigendom van het bisdom Luik). Het ontstaan van Withuis kan worden beschouwd als een vroege vorm van speculatiebouw.

 

Esthetica

Het buurtschap staat afgebeeld op de kadastrale minuutkaart van 1840. Op het verzamelplan van 1828 staat het ook opgetekend. Dit is echter duidelijk een toevoeging op het plan. We kunnen het ontstaan van het buurschap hierdoor tussen 1828 en 1840. Het bijgebouw en de gebouwen van Withuis in het geheel zijn gebouwd in één samenhangende vormentaal. Tussen de volumes zijn her en der enkele subtiele verschillen, met name in opzet van de omlijstingen. De gebouwen worden gekenmerkt door de hardstenen omlijstingen, symmetrie van de bouwmassa (in dit geval symmetrie van de gevelwand van nummer 10-16 als geheel) en de plaatsing onder mansardedaken. Esthetisch gezien sluit de architectuur aan op de in de tweede helft van de achttiende eeuw op grote schaal toegepaste sobere barokarchitectuur. Deze bouwstijl, die kenmerkend is voor het prinsbisdom Luik, is tot de dag van vandaag sterk vertegenwoordigd in het Zuid-Limburgse landschap. In deze periode werd, zowel in de steden als op het platteland een groot aantal gebouwen ontworpen door vooraanstaande architecten, waaronder Matthias Soiron, Joseph Couven, Laurent Dewez en Joseph Moretti. De bebouwing aan het Withuis kan worden beschouwd als een late uiting van deze bouwtraditie.

 

Het bijgebouw heeft, vanwege haar specifieke functie een meer ‘eigen’ architectuur, maar is esthetisch onlosmakelijk verbonden met de woonhuizen. Het wordt gekenmerkt door de opzet van een geknikt schilddak (met holle knik), een galerij van arcadebogen met hardstenen elementen aan de oostzijde en hardstenen venster- en deuromlijstingen (hergebruikte steen). De invulling van de boognissen is niet oorspronkelijk. Echter, gelet op de typologie van de vensteropeningen en het formaat baksteen, is dit wel al een vroege aanpassing. Het bijgebouw is parallel aan de woonhuizen gebouwd. Vanwege het verloop van de gekanaliseerde Voer, meteen ten noorden van het perceel, is de noordgevel diagonaal geplaatst. De oorspronkelijke functie van het gebouw, is onbekend. Het loopt achter meerdere woningen door. Vermoedelijk heeft het gediend als koetshuis met stal.

 

Opvallend verloop van de westelijke gevelwand

 

De westelijke gevelwand van de bebouwing aan het Withuis loopt niet parallel aan de straat, maar is ietwat meer naar het zuidwesten gericht. Deze specifieke opzet van de westelijke rooilijn van de bebouwing is onlosmakelijk verbonden met de oorspronkelijke infrastructuur, in het bijzonder met de oorspronkelijke weg van Maastricht naar Moelingen (door naar Visé en Luik). Het deel ten zuiden van de Voer is meteen na het ontstaan van de landsgrens in 1839 verdwenen, waarbij de huidige straat (Rijksweg-N627) richting Verviers de hoofdweg werd.