Vakwerkboerderij Dorpsstraat te Eckelrade

boerderij Dorpsstraat Eckelrade, bouwhistorisch onderzoek rijksmonument restauratie vakwerkboerderij

Vakwerkboerderij

Dorpsstraat 138 te Eckelrade

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Particulier

 

Uitvoering

Bouwhistorisch onderzoek

2021


Aan het meest oostelijke gedeelte van het historische dorpslint van Eckelrade, ligt een kleine vakwerkboerderij, bestaande uit twee parallel aan elkaar gelegen, haaks op de straat georiënteerde, éénbeukige vleugels. De kern van de boerderij wordt gevormd door een omstreeks 1840 gebouwd woonhuis met stallen en een in 1895 gebouwde schuur. In de periode 1930-1975 zijn beide volumes in fasen naar achteren toe uitgebreid en is ten oosten van het woonhuis een kleine stal opgetrokken. De boerderij is in 1967 aangewezen als rijksmonument. De eigenaar heeft de intentie de boerderij te herbestemmen, restaureren en verbouwen.

 

Boerderijvleugel

De boerderijvleugel uit 1840 is gebouwd in vakwerk, waarbij de voorgevel is opgetrokken in mergel. De mergel is na de oorlog aan het zicht onttrokken door een cementpleister. Deze pleister is ook op de zijgevels over zowel de leemvulling als de eiken constructie aangebracht. De exacte opzet van de vakwerkgevels aan de oost- en westzijde is door de cementpleister aan het exterieur en de pleisterlagen in het interieur niet meer zichtbaar. Slechts enkele delen van de stijlvoetplaat, de gebintplaat en op zolder delen van de gebintstijlen zijn herkenbaar. De cementpleister op de diverse gevels is niet alleen verstorend voor de belevingswaarde, maar ook destructief voor de achterliggende mergel en het eikenhout en leem.

 

In het interieur is de vakwerkconstructie op de zolderverdieping wel nog beleefbaar. De tussen- en zoldergebinten in de boerderij zijn samengesteld uit hergebruikt materiaal, zoals blijkt uit de diverse lege pen-, toognagel- en staakgaten die geen verband houden tot de constructie als geheel en de onsamenhangende telmerken. Een dergelijk hergebruik van onderdelen van een constructie zijn kenmerkend voor de (boerderij)bouw in vakwerk. De oorspronkelijke boerderijvleugel heeft een eenbeukige plattegrond en telt zeven traveeën. Deze eenbeukige structuur, met achter elkaar gelegen kamers, is kenmerkend voor de (keuter)boerderijen uit deze periode. De verdeling van het volume in de lengte is nog gaaf behouden en wordt gevormd door achtereenvolgens de woonkamer, een smalle gang met zolder- en keldertrap, een keuken en een vroegere stal. Tussen de gang en aangrenzende kamers is de eikenhouten wandconstructie nog behouden. De oorspronkelijke muur en stookplaats tussen de voormalige keuken en stal zijn rond 1975 weggebroken en vervangen door een bakstenen opzet.

 

Stalvleugel

De stalvleugel is opgetrokken in 1895 en is vijf traveeën diep. De eiken, geteerde vakwerkconstructie is hier bij beide zijgevels nog wel duidelijk herkenbaar. De vakwerkconstructie staat op een basement van Kunrader steen. Bij een deel van de vakken is de oorspronkelijke leemvulling nog aanwezig. Op andere plaatsen is deze vervangen door een gepleisterde houtwolcementbeplating. Een deel van de westelijke zijgevel gaat grotendeels verscholen achter de gevel van een aan het begin van de twintigste eeuw opgetrokken molengebouw. Bij dit moeilijk toegankelijke geveldeel is de oorspronkelijke afwerking van de eiken constructie nog zichtbaar. Deze is niet geteerd, zoals de rest van de constructie, maar is met een witte kalkverf afgewerkt. Het witten van het houtwerk, samen met de lemen gevelvlakken, gebeurde met name vanaf 1880. De landbouwcrisis maakte het boeren lastig en het afzonderlijk schilderen van de wanden en de balken werd als te arbeidsintensief ervaren. Daarnaast werden vakwerkhuizen aan het eind van de negentiende eeuw als armoedig beschouwd. Door de balken te witten, ontstond van een afstand de impressie van een stenen huis. De zwarte teerlaag, die men tegenwoordig associeert als kenmerkend voor vakwerkbouw, is een afwerking die pas vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw geleidelijk op gang kwam.

 

 

De vakwerkstal is opgedeeld in een begane grond en verdieping. De hoogte van de enkelvoudige balklaag is niet oorspronkelijk en is aangebracht ten tijde van de inrichting van de huidige grupstal. De balklaag ligt op enkele tegen de gebintstijlen getimmerde strijkbalken. Er zijn geen bouwsporen waaruit de hoogte van de oorspronkelijke zoldervloer blijkt. Vermoedelijk zal er een eenvoudige slietenzolder zijn geweest, waarbij waaihout op de ankerbalken werd geplaatst. De karakteristiek van de verdieping wordt bepaald door de vakwerkconstructie met bij de voor- en achtergevel het framewerk van het tussen- en nokgebint. Aan beide zijden is nog sprake van de oorspronkelijke eikenhouten gebintplaat. Ter plekke van het derde gebint (vanuit het noorden gezien) zit een spant met tussen- en nokgebint. Ook de gordingen, evenals de eikenhouten sporen, zijn oorspronkelijk.