Tussen de dorpskern van Erp en de ten zuiden gelegen Aa, bevindt zich een open agrarisch gebied dat op de
overgang tussen het beekdal en enkele dekzandruggen is gelegen. In de oostelijke oksel van de Aa en de Achterdijk bevindt zich een groot perceel landbouwgrond (circa 6 hectare).
Het betreffende perceel omvat een hoger gedeelte (een voormalige es) met aan de zuid-, oost- en noordzijde
enkele lagere plekken (voormalig beekdal). Deze laatste zijn vanwege de lagere ligging en de bodemopbouw erg drassig. De opdrachtgever wenst de meest drassige plekken binnen het perceel, dat
volledig wordt gebruikt als akker, ietwat op te hogen. Hiervoor zal het hoogste gedeelte binnen het terrein met maximaal 20cm worden afgegraven. De voorgestelde werkzaamheden omvatten circa
5000m3 grondverzet binnen het perceel.
Bestemmingsplan
In het vigerende bestemmingsplan wordt het terrein aangeduid met de dubbelbestemming ‘agrarisch met waarden’.
In artikel 4 (bestemmingsomschrijving), lid 4.1, sub k, wordt vermeldt dat deze gronden bestemd zijn voor behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling
van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder:
-
De beekdalen ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal'
-
Het kleinschalige cultuurlandschap, ter plaatse van de aanduiding ‘kleinschalig cultuurlandschap’
-
De oude akkercomplexen, ter plaatse van de aanduiding ‘oude akkers’.
Het zuidelijke gedeelte van het perceel aan de Achterdijk is aangeduid als ‘beekdal’, het noordelijke gedeelte
als ‘oude akkers’. Dit betekent dat rekening dient te worden gehouden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Ten behoeve van de dubbelbestemming, heeft de
gemeente verzocht dat, naast een al uitgevoerd archeologisch onderzoek, ook een cultuurhistorisch onderzoek wordt verricht als onderdeel van de
aanvraag omgevingsvergunning.
Belangrijkste bevindingen
-
Het perceel bevindt zich in een gebied dat wordt gevormd door het beekdal van de Aa, met daarin en langs
enkele dekzandruggen. Ondanks dat het rechttrekken van de Aa aan het eind van de jaren dertig en de ruilverkaveling die in de periode van circa 1955-1985 heeft plaatsgevonden, is de algemene
karakteristiek van een gevarieerd landschap met laag beekdal en hogere rug nog beleefbaar.
-
Van oorsprong was er sprake van een duidelijk hoger in het landschap gelegen akkercomplex (de es), waarbij
de overgang naar de drassige hooilanden door een talud werd benadrukt. Deze beleving is gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw grotendeels verdwenen in het kader van de
schaalvergroting (taluds zijn lastig bij beheer grote kavels). De karakteristiek binnen het kavel wordt nu bepaald door zacht glooiende hellingen met een geleidelijk verloop van het hoogste
punt naar de laagste punten. De huidige situatie wat betreft de glooiing binnen het perceel (de overgang van de hoge naar de lagere delen) is grotendeels ontstaan in de eerste fase van de
ruilverkaveling (jaren vijftig: oost- en noordzijde; begin 21e eeuw: zuidzijde).
-
Vanaf het midden van de twintigste eeuw zijn ook diverse percelen grenzend aan het kavel opgehoogd en/of
afgevlakt in het kader van de ruilverkaveling. Hierdoor is de opzet van het landschap als geheel en de (ruimtelijk) historische relatie tussen de verschillende kavels niet meer aanwezig en of
ingrijpend verstoord.
-
Ook de huidige opzet van de begrenzing in de zuidwest hoek,
bestaande uit een steil talud met aan de voet een sloot, is ontstaan gedurende de ruilverkaveling, waarschijnlijk aan het eind van de jaren zeventig.
-
Het meest in het oog springende element van het terrein is de kwartronde begrenzing in de zuidwest hoek.
Het verloop van deze steilrand is terug te voeren tot ten minste het begin van de negentiende eeuw, maar is vermoedelijk nog ouder. Als zodanig is de verkaveling op dit punt van hoge
historische waarde
Al met al kan worden geconcludeerd dat binnen de contouren van het huidige perceel in de loop van de tweede helft van de twintigste eeuw gedurende verschillende etappes aanpassingen zijn gedaan
en is van de beleving van een vooroorlogs kleinschalig/divers agrarisch landschap geen sprake meer. De huidige glooiingen in het landschap moeten dan ook vooral worden beschouwd als ingrepen uit
de ruilverkaveling om het kleinschalige landschap te ‘beteugelen’