Villa Heselbergh / ambtswoning Commissaris van de Koningin

Cultuur- en architectuurhistorisch onderzoek, Braamweg 1 Arnhem. landhuis Heselbergh van J.W. Hanrath en tuin van L.A. Springer

Villa Heselbergh / ambtswoning Commissaris van de Koningin

Braamweg 1 te Arnhem

Geen status

 

Opdrachtgever

Commerciële partij

 

Uitvoering

Cultuur- en architectuurhistorisch onderzoek

2011


Gelegen aan de doorgaande verbinding tussen Arnhem en Apeldoorn, de Apel­doornseweg ligt Braamweg 1. De locatie kenmerkt zich door het glooiende karakter en vormt een uitloper van de Veluwse Stuwwal. In de tuin van Braamweg 1 is een verschil van ruim acht meter tussen het hoogste punt, waar de huidige bebouwing is gesitu­eerd, en het laagste punt. De tuin kent een open karakter waarbij met name langs de randen sprake is van een dichte begroeiing. Door de groene karakteristiek vormt de locatie met het ter oostzijde aangrenzende open gebied (en het zoge­naamde ‘ronde bosje’) een verbinding tussen de landgoederen Sonsbeek en Klarenbeek. De huidige verschijningsvorm van de locatie is ontstaan omstreeks 1960 toen op deze locatie de ambtswoning voor de Commissaris van de Koningin werd gereali­seerd. De bebouwingsgeschiedenis is echter terug te voeren tot 1910. Het toenma­lige huis, gebouwd door architect Hanrath, was gelegen in een door de bekende tuinarchitect L.A. Springer aangelegde tuin. Van deze oorspronkelijke tuin is van­daag nog een aantal elementen aanwezig. Op de locatie Braamweg 1 wil de ontwikkelaar enkele woon­eenheden in de vorm van appartementen oprichten. Gezien de kwaliteiten van deze locatie is het van groot belang dat deze ontwikkeling met respect voor de aanwezige kwaliteiten, niet alleen cultuurhistorisch, maar onder andere ook land­schappelijk, rekening wordt gehouden. Aan de hand van de in dit rapport aangetroffen bevindingen, wordt een perspec­tief opgesteld, bestaande uit aanbevelingen die kunnen dienen als leidraad bij de totstandkoming van de nieuwe plannen.

 

De situatie anno 1910: Hanrath en Springer

In 1910 ontwierp J.W. Hanrath in opdracht van H. van Leeuwen Villa Heselbergh. Het huis was gebouwd in een architectuur die sterk was geïnspireerd door de Engelse landhuisstijl. Deze stijl is aangevuld met invloeden uit andere stromingen. Als zodanig was Villa Heselbergh karakteristiek voor het oeuvre van Hanrath en de villabouw uit het begin van de twintigste eeuw. De tuin van Braamweg 1 werd in 1910 aangelegd naar een ontwerp van L.A. Springer. De aanleg volgde de principes van de gemengde tuin: landschappelijke aanleg, waarbij met name rondom het huis sprake is van een meer rechtlijnige/geometrische invulling. Bij Heselbergh treffen we deze rechtlijnige elementen aan bij de terrassen ten zuidwesten van het huis, het halfronde perk ten noordoosten van het huis en de rechte lanen ten zuidoosten van het huis. Oorspronkelijk was sprake van een meer open karakter als vandaag de dag, waarbij vues waren gecreëerd naar het westen (een opening in het groen, zodat men vanuit de woning richting Sonsbeek/Zijpendaal kon kijken) en het zuiden (richting de stad). Naar het oosten toe had men vrij uitzicht op het Ronde Bosje. Er was dus een bewuste interactie tussen villa/tuin en omgeving.

 

Shake-handsarchitectuur

Villa Heselbergh werd tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoest. Na enige jaren braak te hebben gelegen, werd in 1959 besloten om in de nog behouden tuin de nieuwe ambtswoning voor de Commissaris van de Koningin te bouwen. Het in dat jaar gebouwde Braamweg 1 is een representatief voorbeeld van een huis dat in de vormentaal van de Shake-handsarchitectuur is opgetrokken. Traditionele en moderne materialen zijn naast elkaar toegepast: de bakstenen gevels zijn voorzien van rijk metselornamentiek. In de zuidoostelijke gevel is het beton behalve als constructief ook als decoratief element toegepast. Het naast elkaar gebruiken van ‘functionalistisch’ beton en ‘traditioneel’ baksteen, is een van de primaire karakteristieken van de Shake-handsarchitectuur. De in 1959 ontstane tuinsituatie is karakteristiek voor de toenmalige natuurlijke/landschappelijke tuinarchitectuur. Hierbij werd de bestaande omgeving zoveel mogelijk in de aangetroffen toestand behouden. Deze toestand was in 1959 niet meer volledig representatief voor de opzet uit 1910. De villa had in de jaren dertig enige tijd dienst gedaan als onderkomen voor de Carmelitessen, een kloosterorde die een solitair bestaan leidt. De ‘open’ tuin werd gedurende deze jaren langs de randen verdicht en de terrassen van Springer verdwenen. Niettemin was het basisplan in 1959 nog duidelijk herkenbaar en ook vandaag de dag is deze nog aanwezig.

 

Ensemble van huis en tuin

Zowel in 1910 als in 1959 werden huis en tuin als een ensemble ontworpen. Springer en Hanrath werkten veelvuldig samen om deze eenheid te waarborgen. Dit uitte zich in het huis onder andere in de grote hoeveelheid grote vensters en erkers aan alle zijden van het huis. Men had vanuit vrijwel alle vertrekken een duidelijke zichtrelatie met de tuin. Springer had op zijn tekening vanuit verschillende vertrekken van het huis zichtlijnen ingetekend. De typologie van de gemengde tuin droeg er bovendien aan bij dat er sprake was van een getrapte overgang van huis naar rechtlijnige en geometrische elementen rondom het huis naar de landschappelijke tuin naar het omliggende landschap (met name ten zuidoosten). Op een soortgelijke wijze als in 1910 is er in 1959 een sterke relatie tussen huis en tuin gecreëerd. Het huis werd met de primaire gevel gericht op de tuin. In deze gevel zijn vele vensters aangebracht. Door middel van een grote overkapping (tweelaags loggia), lopen binnen en buiten trapsgewijs in elkaar over. Alles is erop gericht een optimale relatie tussen de voornaamste woonvertrekken in het huis en de tuin (en zonzijde) te creëren