Brugwachtershuis In den Blowen Hoet

Rijksmonument Eind 3 Gorinchem, brugwachtershuis Petersbrug, In den Blowen Hoet

In den Blowen Hoet

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Particulier

 

Uitvoering

Cultuur- en bouwhistorisch onderzoek

2015


Aan de Lingehaven, in het historisch centrum van Gorinchem, ligt het pand Eind 3. Dit kleine gebouw werd in 1910 gebouwd op het stenen landhoofd van de Peterbrug. Het huis fungeerde als dienstwoning voor zowel de brugwachter als een sluisknecht van de Derde Waterkering. Het gebouw is in gebruik als woonhuis en is in de jaren negentig verbouwd tot eengezinswoning. Het exterieur van het pand is nagenoeg geheel oorspronkelijk. Dit geldt zowel voor de opstand, als de geveldetaillering en het houtwerk. De grootste ingreep heeft betrekking op de grote loggia die in het zichtbare dakschild is aangebracht. Het pand is in 2014 aangekocht door de huidige eigenaar. Hij is van plan het pand te restaureren en verbouwen. Voorafgaand aan de planvorming, is Res nova Monumenten gevraagd een cultuur- en bouwhistorisch onderzoek uit te voeren.

 

Bebouwing op de locatie

Het huidige pand werd in 1910 gebouwd. Oude foto’s en kaarten laten echter zien dat er al lang vóór de twintigste eeuw sprake was van bebouwing op deze locatie. Een belangrijk element dat tot de dag van vandaag nog de aan de oostelijke gevel prijkt, is de gevelsteen met daarop afgebeeld een blauwe hoed, en de titel “In Den Blowen Hoet”. Het jaartal dat de steen draagt is 1640. Op foto’s van het huis dat vóór 1910 op deze locatie stond, zien we dat de gevelsteen ook daar al aanwezig was. Op basis van informatie over de locatie, met name wijzigingen die aan de Peterbrug hebben plaatsgevonden, kan ook de voorganger op deze locatie niet ouder zijn geweest dan het midden van de negentiende eeuw. Of de gevelsteen afkomstig is van een pand dat vóór de bouw van de Peterbrug met stenen landhoofd is gebouwd, is onbekend, maar wel waarschijnlijk.

 

Tijdens de Franse overheersing kwam de keersluis en de Korenbrug, na een tijd in handen van het Departement van Oorlog te zijn geweest, onder verantwoording van het Departement van Waterstaat. De nadruk kwam op waterbeheersing te liggen en in geval van hoog water kon de noordelijke sluis nu volledig worden dichtgezet, zodat het water een andere weg moest zoeken en de haven door overstromingen (als gevolg van hoog water in de Linge) werd beschermd. In 1818 werd, na jarenlang gesteggel, de Linge als doorvoer vervangen door een nieuw, ten noorden van de oude vesting gelegen kanaal, het Kanaal van Steenenhoek. Dit had als gevolg dat de Lingehaven minder water hoefde te verwerken. Kort na voltooiing werd een tweede kanaal gerealiseerd, het Zederikkanaal (vanaf 1822). De Linge zou vanaf Arkel dienen als laatste traject van het kanaal. Dit betekende dat de vaarroute door Gorinchem kwam te liggen. De keersluis bij de Korenbrug werd vervangen door een waaiersluis en de stenen brug werd vervangen door houten draaibruggen. De monding van de Linge werd ook voorzien van een sluis, waardoor de gehele Lingehaven één grote schutkolk werd. Vanwege de enorme waterverplaatsing (de Kalkhaven en Bovenhaven maakte deel uit van hetzelfde waterregime), werd in 1872-1873 de Derde Waterkering met schutsluis aangelegd. Als onderdeel van de werkzaamheden aan de vaarweg werden ook de Visbrug en Peterbrug vervangen. In 1865-1866 verdween de houten Peterbrug en werd vervangen door een ijzeren draaibrug op één enkele stenen pijler. Gelijktijdig werden ook de landhoofden vervangen door stenen exemplaren.

 

Bouw van het brugwachtershuis

In navolging op de vele werkzaamheden die in de laatste decennia van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw aan de vaarwegen door en rond Gorinchem werden uitgevoerd, werd in 1910 een nieuw volume aan de voet van de Peterbrug opgericht. Dit nieuwe pand huisvestte zowel een brugwachter als sluisknechtswoning. Het pand was dus bedoeld voor dubbele bewoning. Het ontwerp voor het nieuwe pand is van de hand van de toenmalige Ingenieur Eerste Klasse van Rijkswaterstaat Gorinchem, ir. Adrianus A.H.W. König. König was van de periode 1906-1911 werkzaam bij de te Gorinchem gelegen afdeling van Rijkswaterstaat. Hij had zich in de voorgaande periode opgewerkt van aspirant ingenieur te Den Haag, ingenieur Derde Klasse te Zutphen en ingenieur Tweede Klasse te Roermond. Na zijn werkzaamheden te Gorinchem werkte König zich verder op binnen Rijkswaterstaat. In de periode 1918-1922 is hij minister van Waterstaat geweest.

 

Neorenaissance

Het gebouw is opgetrokken in neorenaissancestijl. Ten tijde van de bouw van het sluiswachtershuis te Gorinchem, was de neorenaissancestijl over haar piek heen en op haar retour. Dit sluit ook enigszins aan op het ontstaan van het gebouw, waarbij niet een architect maar een ingenieur verantwoordelijk is voor het ontwerp: vooruitstrevendheid op het gebied van bouwkunst was niet van primair belang. Als we kijken naar de typologie van het gebouw, dan is in Nederland een groot aantal gebouwen uit dezelfde periode (1880-1920) die in eenzelfde architectuur zijn uitgevoerd, zowel wat betreft opzet als detaillering. Bij de bouw van deze neorenaissance gebouwen van Rijkswaterstaat is inspiratie gezocht bij de zestiende- en zeventiende-eeuwse voorbeelden. Dit is een logische keuze, niet alleen vanwege de in de vorige paragraaf benoemde, heersende architectuurprincipes (vormentaal), maar ook omdat de zestiende en zeventiende eeuw werden gezien als de hoogtijdagen van de Nederlandse waterbeheersing.Het gebouw is een vrij ‘pure’ vorm van een neorenaissance-volume. De topgevels en Vlaamse gevel zijn uitgevoerd als trapgevels, waarbij alle door middel van kunststeen een fraaie decoratieve toets is gecreëerd: dekstenen, accentuering van de hals en schouders. Het gebouw sluit goed aan op het straatbeeld zoals dit zichtbaar is op de prenten uit het begin van de negentiende eeuw (zie paragraaf 3.2) waarop het straatbeeld wordt gedomineerd door huizen met trap- en klokgevels.

 

Overstek

De opstand van Eind 3 steekt ongeveer een meter uit over de Linge. De oostelijke wand van de kelder ligt in het verlengde van de ernaast gelegen huizen. De keldermuren zijn uitgevoerd in gewapend beton. Het gebruik van beton als onderdeel van een woonhuis is in 1910 nog vrij uniek en is waarschijnlijk het resultaat van het feit dat König van beroep ingenieur was en beton bij grotere waterwerken al een bewezen bouwmateriaal was. Door het gebruik van beton, waaruit ook de drie consoles zijn vervaardigd, kon de bakstenen opstand worden gedragen. Dit moet in die tijd als bijzonder zijn ervaren. Als we foto’s uit circa 1900-1910 van de Lingehaven bekijken, dan zien we dat bij vrijwel elke woning sprake is van een uitbouw die over de Linge steekt. Deze zijn echter overal in hout gerealiseerd, dan wel als kleine aanbouw, dan wel als uitbreiding over de gehele breedte en/of hoogte van het pand