Planologisch erfgoed regime Centrale As Bunschoten

Centrale As Bunschoten, planologisch erfgoed regime, cultuurhistorie

Centrale As Bunschoten-Spakenburg

Planologische bescherming erfgoed

 

Opdrachtgever

Gemeente Bunschoten-Spakenburg

 

Uitvoering

Ruimtelijke karakteristiek met waardenstelling

Aanbevelingen

Inventarisatie en waardenkaart

Beleidskaart

2012

 

Samenwerking

Stedenbouwkundig bureau Amer


De gemeente Bunschoten neemt door haar onvoltooide, middeleeuwse steden­bouwkundige plattegrond op cultuurhistorisch/ruimtelijk gebied een unieke positie in in Nederland. Deze lay-out wordt gecomplementeerd met een ruim areaal aan historisch waardevolle architectuur. De gemeente ziet de aanwezige cultuurhisto­rische waarden als een belangrijk element van de identiteit van Bunschoten. Cul­tuurhistorische waarden verdienen het om behouden te worden, maar vooral ook om als inspiratiebron te worden gebruikt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. "Behoud door ontwikkeling" is hierbij een belangrijk uitgangspunt. De gemeente is momenteel bezig om drie bestaande bestemmings­plannen, te weten ‘Bunschoten-Stad’, ‘Bunschoten-Zuid’ en ‘Ongerweges’ samen te voegen in één nieuw bestemmingsplan. Dit nieuwe bestemmingsplan is ge­naamd ‘Centrale As’. Volgens de sinds januari 2012 geldende regelgeving, dient bovengronds erfgoed in alle nieuwe bestemmingsplannen geborgd te worden.

 

De gemeente Bunschoten heeft in het kader van deze verankering van cultuurhis­torie in het bestemmingsplan Res nova gevraagd inzicht te geven in de aanwezige cultuurhistorische waarden van de Centrale As. Hiervoor is een aantal werkzaamheden verricht:

  • Een cultuurhistorisch basisonderzoek naar de bovengrondse verschijnings­vormen, structuren en waarden: de ruimtelijke karakteristiek met ruimtelijke waardenstelling en aanbevelingen.
  • Een gedetailleerde inventarisatie, verwerkt in een spreadsheet met database van alle aangetroffen waardevolle onderdelen. Hierin zijn ook ‘verborgen’ waarden opgenomen.
  • Een cultuurhistorische waardenkaart.
  • Een beheer- en sturingskaart.

Het Cultuurhistorisch basisonderzoek en de cultuurhistorische gebiedswaardenkaart zetten volledig in op inhoud. In de beleidskaart (de beheer- en sturingskaart) worden de beleidsmatige overwegingen getoond en worden de verschillende waarderingsgradaties (dominant/gemeentelijk monument, beeldbepalend, beeldondersteunend en neutraal) vertaald naar sturingscategorieën (elk met een eigen beleid/beschermingsgraad). Op de beleidskaart wordt ook de erfgoedbegrenzing aangegeven. Alleen de panden of structuren die binnen deze begrenzing liggen, vallen binnen het planologisch erfgoedregime (erfgoedbeheer via het bestemmingsplan). De erfgoedcontour wordt opgenomen in de bestemmingsplankaart (de verbeelding) en toont de dubbelbestemming ‘waarde cultuurhistorie’, waardoor het erfgoedbeleid planologisch verankerd is.

 

Ontwikkelingsgeschiedenis in hoofdlijnen

Bunschoten is ontstaan in de tweede helft van de twaalfde en gedurende de dertiende eeuw. Bij het uitzetten van de ontginningen liet men zich leiden door de natuurlijke eigen­schappen van het landschap (de geomorfologie). De sloten groef men dwars op de hoogtelijnen van het veen zodat er sprake was van een optimale afwatering. Om beschermd te zijn tegen overstromingen door zuur veenwater werd de achter­zijde van veenontginningen beschermd door een kade. Vandaar het begrip ‘achterkade’. Behalve op de aanwezige natuurlijke dekzandkoppen en –ruggen werden er ook boerderijen gesticht op terpen, door mensenhand opgeworpen nabij de kades. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat Bunschoten (Amersfoortseweg-Veene­straat-Dorpsstraat) is ontstaan als een achterkade van de ontginning van het Te Veld dat vanaf de Eem in cultuur is gebracht. Eemdijk was daarbij de voorkade. Of de achterkade al meteen als tweede uitvalsbasis werd gebruikt, is niet duidelijk. Wel duidelijk is dat de bewoning zich in een later stadium naar deze ‘as’ heeft verplaatst.

 

Bunschoten ontving in 1355 stadsrechten van de bisschop van Utrecht. Bunschoten was een van de weinige stadjes die ook het recht van omwalling kreeg (of daar gebruik van maakte). Zodra men stadsrechten kreeg, beveiligde de boe­reninwoners Bunschoten met een burgwal (‘borchwalle’) en een stadsgracht (‘stat grafte’). Deze versterking bestond uit een aarden wal, opgeworpen met materiaal dat afkomstig was uit de sloten (stadsgracht) die aan weerszijden van de wal werd gegraven. Vermoedelijk was de wal voorzien van een houten palissade. Aan het begin en eind van de Dorpsstraat werd een bakstenen poort gebouwd. Aan zowel de noord- als zuidzijde zijn sporen van de fundamenten aangetroffen. Binnen de omgrenzing van de burgwallen lag het dorpslint met bebouwing. Haaks op deze hoofdweg werd een aantal straatjes geprojecteerd die zowel aan de west- als oostzijde werden doorsneden door twee parallel aan de hoofdweg lo­pende straten. De wegen kwamen allemaal uit op de burgwal en waren alle iets opgehoogd. Een dergelijk rasterpatroon is kenmerkend voor middeleeuwse steden. Een plattegrond van hoofdwegen met parallel lopende achterstraten en haaks geplaatste straatjes, zien we deels ook terug in het nabijgelegen Amersfoort. Verder dan de aanleg van het stratenpatroon is men echter nooit gekomen. De bebouwing bleef geconcentreerd aan het dorpslint. Aan de overige straten is men nooit toege­komen. Deze middeleeuwse structuur is tot de jaren vijftig van de twintigste eeuw groten­deels ongewijzigd gebleven (enkele straatjes waren al verdwenen). Vandaag de dag herinnert alleen nog een aantal haaks op de Dorpsstraat gelegen straatjes  (en private opritten) aan de oorspronkelijke opzet. Hoewel de oorspronkelijke structuur van het gebied aan weerszijden van het bebouwingslint rond het midden van de vorige eeuw volledig is gewijzigd, is op recente luchtfoto’s nog een aantal van de weggetjes en burgwallen herkenbaar aan het kleurverschil in het landschap. Hier zien we duidelijk enkele lijnen en kruispunten terug.

 

Lang heeft de periode dat Bunschoten was voorzien van een verdedigingslinie, niet geduurd. In de jaren twintig van de vijftiende eeuw raakte Bunschoten betrokken bij een oorlog tussen de bisschop van Utrecht en Philips de Goede, hertog van Bour­gondië. Daar waar men jarenlang de zijde van de Utrechtse bisschop had gekozen, zochten de inwoners nu toenadering tot de tegenpartij. Ze lieten de Bourgondische troepen binnen en droegen jarenlang geen belasting af aan de bisschop. Als Philips de Goede en de bisschop van Utrecht enkele jaren later vrede sluiten, blijft Bunschoten als verliezende partij achter. In 1428 (of 1430) werd Bunschoten op be­vel van de bisschop “tot den gront toe afgebroken”. Bovendien werd men ver­plicht tot het betalen van een hoge geldboete. Bunschoten is dit incident nooit te boven gekomen. De vestingwerken werden nooit hersteld en het dorp is tot ver in de twintigste eeuw een dorp met een eenvoudige lintstructuur gebleven. Pas in de zeventiende eeuw begon Bunschoten welvarender te worden. Opvallend is het groot aantal herbergen, waaronder het nog aanwezige ‘Het Lam’ (Dorps­straat 58-60). De rijkdom van het dorp blijkt uit een beschrijving uit 1719. Hierin wordt Bunschoten geschreven als “een zeedorp onder Emeland en spant de kroon, zo wegens fraayheid der huyzen als den rijkdom der ingezeten boven alle dorpen uit Emeland”. Deze (tijdelijke) bloeiperiode is nog herkenbaar aan de rijke vormgeving van diverse huizen en boerderijen uit de zeventiende eeuw. De opleving van Bunschoten is van korte duur. De handel valt weg en de landbouw wordt weer de voornaamste bron van inkomsten. Met name door de grote drassig­heid van de polders kon veel land alleen als hooiland worden gebruikt en door het tekort schieten van natuurlijke bemesting bleven de opbrengsten laag. Pas toen de grondwaterstand werd verlaagd na de bouw van het stoomgemaal in Spakenburg (1869), zagen de agrariërs hun opbrengsten stijgen. Dit uit zich in het straat­beeld in de vele façades die uit deze periode dateren: oude boerderijen kregen een nieuw aanzien, om de stijging in welvaart te uiten.

 

In de loop van de twintigste eeuw ontwikkelt Bunschoten zich geleidelijk, zowel buiten als binnen de burgwallen. Deze ontwikkelingen zijn kleinschalig van opzet. Met name ten noorden van de kern, aan weerszijden van de Spakenburger gracht worden nieuwe straten aangelegd. Het overgrote deel van de bebouwing gaat om individuele panden met elk een eigen verschijningsvorm. Daarnaast worden enkele twee-onder-een-kapwoningen en korte strokenbouw gerealiseerd. In de tweede helft van de twintigste eeuw verandert Bunschoten, zowel binnen als buiten de burgwallen ingrijpend. De structuur van het gebied binnen de burg­wallen is op stedenbouwkundig niveau aanzienlijk gewijzigd. Binnen de voor­malige burgwallen is de eeuwenoude rasterstructuur verdwenen in het kader van de ruilverkaveling. De oorspronkelijk duidelijk begrensde overgang tussen kavels aan het dorpslint en de stads­weiden, begint geleidelijk aan te vertroebelen, doordat delen van de grachten verdwijnen en er gaandeweg steeds meer activiteiten naar de achterzijde van de (huis)weiden wordt verplaatst. Deze vervaging van de harde begrenzing wordt verder versterkt doordat op een groot aantal plaatsen de erfbeplanting is verdwenen. Buiten Bunschoten worden in snel tempo, aan weerszij­den van het eeuwenoude lint, kleinschalige nieuwe wijken opgetrokken. Ieder van deze wijkjes kenmerkt zich door een eigen architectuur. De gemene deler is kleinschaligheid en traditionalistische vormgeving. Ten behoeve van de ontsluiting worden nieuwe wegen aangelegd.