Villa De Oeverberg

De Oeverberg Kessel, baron Van Keverberg, rijksmonument, bouwhistorisch onderzoek

De Oeverberg

Veersepad 17 Kessel

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Particulier

 

Uitvoering

Bouwhistorisch onderzoek

2020

 

Architect

Joep Selen Buro voor restauratie erfgoed en vastgoedbeheer


Aan het Veersepad, langs de oever van de Maas, ligt villa De Oeverberg. Deze villa is gebouwd in opdracht van de laatste kasteelheer van Kessel, Hendrik Frederik Charles, baron van Keverberg. Het pand verkeert, zowel wat betreft exterieur als interieur in nog grotendeels gaaf behouden verschijningsvorm. De Oeverberg is sinds 2002 een rijksmonument.

 

Neogotiek

De rond 1866 gebouwde villa is opgetrokken in een karakteristieke neogotische vormgeving die doet denken aan de (Georgiaanse) kasteelarchitectuur uit Engeland. Karakteristieke elementen zijn de vierkanten, hoge rijzige opzet, de kantelen (waarachter het flauw hellende dak verscholen gaat), de forse toren en de sterk uitkragende hoekpilasters. Ook de opzet van de vensters onder koordboog (soort wenkbrauw) doet Engels aan. De esthetische achtergrond voor de Oeverberg moet vermoedelijk in de persoon Frederik Hendrik zelf worden gezocht. Frederik heeft een Engelse moeder en is geboren. Door zijn familiale achtergrond is hij zeer zeker bekend  geweest met de Engelse bouwtraditie. Het is dan ook waarschijnlijk dat Keverberg zelf het fundament voor de architectuur van zijn huis heeft gelegd.

 

Vooruitstrevend

Bij de bouw van de Oeverberg zijn diverse materialen, constructiewijzen en technieken toegepast die voor die tijd nog zeer nieuw waren. De voornaamste (nog aanwezige) aspecten hiervan zijn:

  • Het gebruik van profielstaal of gietijzer bij zowel de balklagen als de dakconstructies. I-profielen konden pas vanaf 1848-1850 worden gewalst. De eerste melding in Nederland dateert uit 1854. Het gebruik in deze vroege periode was in eerste instantie bestemd voor publieke werken, waarbij het staal vooral werd gebruikt voor de ingenieursbouw. Dat er ijzer bij de bouw van een woonhuis werd gebruikt, is zeer bijzonder. Dat er bij de bouw is gezocht naar hoe men de ijzeren elementen met elkaar moest verbinden, is duidelijk zichtbaar bij de kapconstructie: nergens zijn onderdelen gelast of geklonken, maar is er sprake van ‘koude’ verbindingen middels gebogen ijzer en beugels.
  • Het toepassen van gietijzeren trappen. Ook hier geldt dat sprake is van een vroeg voorbeeld van dit materiaal voor een residentieel trappenhuis.
  • Het toepassen van gietijzeren roedes in de vensters. In de derde kwart van de negentiende eeuw waren houten roedes de meest voor de hand liggende keuze. Aan het eind van de negentiende eeuw werd steeds vaker gietijzer gebruikt, ook hier echter vooral bij ingenieurswerken, fabrieken en bijgebouwen (oranjerieën bijvoorbeeld). Dat er alleen ijzeren roeden zijn gebruikt, lijkt te zijn voortgekomen uit de behoefte om het glasoppervlak (en daarmee de lichtinval) zo groot mogelijk te houden.
  • Het toepassen van cement bij alle ornamentiek. Als zodanig is sprake van een vroeg voorbeeld van het gebruik van cement bij het realiseren van ornamentwerk (bij een residentieel gebouw).
  • Het huis heeft van oorsprong geen stookplaatsen gekend. De huidige exemplaren zijn later toegevoegd. Het huis was voorzien van een actieve luchtverwarming, waarbij kanalen in de dikke, holle binnenmuren de ruimtes individueel konden verwarmen met het openzetten van roosters. Dit was een zeer vooruitstrevende techniek in de derde kwart van de negentiende eeuw. Het gebruik van deze spouwmuren is er ook debet aan dat de deuren overal langs de buitengevels zijn geplaatst.
  • In de hoekpilasters zijn ventilatiekanalen geplaatst. Via deze kanalen konden de individuele vertrekken worden geventileerd door het openzetten van roosters.
  • Het huis had van oorsprong een badkamer, geplaatst in de toren.

Plattegrond

De Engelse invloed is niet alleen in de esthetica van het pand herkenbaar, maar toont zich ook in de plattegrond van het huis. Over het algemeen genomen is de plattegrond kenmerkend voor de typologie van het traditionele landhuis: een symmetrische driebeukige opzet met een gang van voor- naar achtergevel en aan weerszijde vertrekken. Conform de opzet van de grotere landhuizen, is de centrale as breed uitgevoerd en heeft het achterste gedeelte gediend als de salon, de primaire ruimte in het traditionele landhuis vanwaar de heer des huizes zijn gasten kon ontvangen (en men zicht had op de tuin/het landschap). Het grote verschil met de traditionele landhuisbouw uit de negentiende eeuw en de Oeverberg, is de opzet van de vestibule. Bij de traditionele landhuizen was het trappenhuis vrijwel altijd geplaatst in een aparte dwarsgang (gelegen aan de zijde met de secundaire vertrekken) of in een 'bajonetknik'. Bij de Oeverberg heeft de vestibule een dubbele hoogte, waarin de statige bordestrap is geplaatst (deels achter een open arcade). Dat een trap zo een prominente rol inneemt in de vestibule, is voor een Nederlands villa/landhuis uit die tijd uitzonderlijk. Typologisch gezien is deze opzet rechtstreeks terug te voeren tot de Engelse landhuisarchitectuur. Bij de Engelse landhuizen vormde de hall de spil van het huis. Via de hall waren alle vertrekken direct toegankelijk. De hall was de primaire ontvangstruimte, in principe het Engelse equivalent van de salon. De trap nam altijd een prominente plaats in, in de hall. Een grote stookplaats (al dan niet uitgevoerd als inglenook)  is een ander telkens terugkerend element. Er zijn geen aanwijzingen dat er een stookplaats in de Oeverberg is geweest (is ook in tegenstrijd met de luchtverwarming).

 

Wat we bij de Oeverberg zien, is dat Frederik Hendrik niet de typologie van de Engelse plattegrond als geheel heeft overgenomen, maar slechts één aspect (de belangrijkste ruimte) daarvan heeft opgenomen binnen een voor de rest traditionele (Nederlandse) plattegrond. Door de plaatsing van de trap heeft de salon haar functie als primaire ruimte verloren. Ze wordt van de hall gescheiden door de keldertrap en het portaaltje met kelderdeur. Via dit portaaltje zullen geen gasten zijn geleid. De salon was voor bezoek in principe alleen toegankelijk via de andere vertrekken. Hieruit kan worden herleid dat de traditionele functie van de salon bij de Oeverberg geen rol meer speelde.