De Oeverberg
Veersepad 17 Kessel
Rijksmonument
Opdrachtgever
Particulier
Uitvoering
Bouwhistorisch onderzoek
2020
Architect
Joep Selen Buro voor restauratie erfgoed en vastgoedbeheer
Aan het Veersepad, langs de oever van de Maas, ligt villa De Oeverberg. Deze villa is gebouwd in opdracht van de laatste kasteelheer van Kessel, Hendrik Frederik Charles, baron van Keverberg. Het pand verkeert, zowel wat betreft exterieur als interieur in nog grotendeels gaaf behouden verschijningsvorm. De Oeverberg is sinds 2002 een rijksmonument.
Neogotiek
De rond 1866 gebouwde villa is opgetrokken in een karakteristieke neogotische vormgeving die doet denken aan de (Georgiaanse) kasteelarchitectuur uit Engeland. Karakteristieke elementen zijn de vierkanten, hoge rijzige opzet, de kantelen (waarachter het flauw hellende dak verscholen gaat), de forse toren en de sterk uitkragende hoekpilasters. Ook de opzet van de vensters onder koordboog (soort wenkbrauw) doet Engels aan. De esthetische achtergrond voor de Oeverberg moet vermoedelijk in de persoon Frederik Hendrik zelf worden gezocht. Frederik heeft een Engelse moeder en is geboren. Door zijn familiale achtergrond is hij zeer zeker bekend geweest met de Engelse bouwtraditie. Het is dan ook waarschijnlijk dat Keverberg zelf het fundament voor de architectuur van zijn huis heeft gelegd.
Vooruitstrevend
Bij de bouw van de Oeverberg zijn diverse materialen, constructiewijzen en technieken toegepast die voor die tijd nog zeer nieuw waren. De voornaamste (nog aanwezige) aspecten hiervan zijn:
Plattegrond
De Engelse invloed is niet alleen in de esthetica van het pand herkenbaar, maar toont zich ook in de plattegrond van het huis. Over het algemeen genomen is de plattegrond kenmerkend voor de typologie van het traditionele landhuis: een symmetrische driebeukige opzet met een gang van voor- naar achtergevel en aan weerszijde vertrekken. Conform de opzet van de grotere landhuizen, is de centrale as breed uitgevoerd en heeft het achterste gedeelte gediend als de salon, de primaire ruimte in het traditionele landhuis vanwaar de heer des huizes zijn gasten kon ontvangen (en men zicht had op de tuin/het landschap). Het grote verschil met de traditionele landhuisbouw uit de negentiende eeuw en de Oeverberg, is de opzet van de vestibule. Bij de traditionele landhuizen was het trappenhuis vrijwel altijd geplaatst in een aparte dwarsgang (gelegen aan de zijde met de secundaire vertrekken) of in een 'bajonetknik'. Bij de Oeverberg heeft de vestibule een dubbele hoogte, waarin de statige bordestrap is geplaatst (deels achter een open arcade). Dat een trap zo een prominente rol inneemt in de vestibule, is voor een Nederlands villa/landhuis uit die tijd uitzonderlijk. Typologisch gezien is deze opzet rechtstreeks terug te voeren tot de Engelse landhuisarchitectuur. Bij de Engelse landhuizen vormde de hall de spil van het huis. Via de hall waren alle vertrekken direct toegankelijk. De hall was de primaire ontvangstruimte, in principe het Engelse equivalent van de salon. De trap nam altijd een prominente plaats in, in de hall. Een grote stookplaats (al dan niet uitgevoerd als inglenook) is een ander telkens terugkerend element. Er zijn geen aanwijzingen dat er een stookplaats in de Oeverberg is geweest (is ook in tegenstrijd met de luchtverwarming).
Wat we bij de Oeverberg zien, is dat Frederik Hendrik niet de typologie van de Engelse plattegrond als geheel heeft overgenomen, maar slechts één aspect (de belangrijkste ruimte) daarvan heeft opgenomen binnen een voor de rest traditionele (Nederlandse) plattegrond. Door de plaatsing van de trap heeft de salon haar functie als primaire ruimte verloren. Ze wordt van de hall gescheiden door de keldertrap en het portaaltje met kelderdeur. Via dit portaaltje zullen geen gasten zijn geleid. De salon was voor bezoek in principe alleen toegankelijk via de andere vertrekken. Hieruit kan worden herleid dat de traditionele functie van de salon bij de Oeverberg geen rol meer speelde.