Fratershuis St. Willibrordusgesticht Deurne

Fratershuis, St. Willibrordusgesticht, Visser Deurne, rijksmonument

Fratershuis, St. Willibrordusgesticht

Visser 25 Deurne

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

particulier

 

Uitvoering

Cultuur- en bouwhistorisch onderzoek: 2013

 

Architect

NEW10


In het centrum van Deurne ligt, nabij de Markt, het in 1895 gebouwde ‘Fratershuis’, het St. Willibrordusgesticht. Het complex is een rijksmonument. De opdrachtgever heeft de intentie het pand aan te kopen, te restaureren en te herbestemmen tot meervoudige woonlocatie. Voorafgaand aan de aankoop is een plan opgesteld. Aangezien het een rijksmonument betreft is het noodzakelijk dat een bouwhistorisch onderzoek wordt uitgevoerd.

 

Fratershuis

In het najaar van 1894 en het voorjaar van 1895 kocht de r.k. kerkgemeente van de Oude parochie in Deurne de benodigde gronden aan om een nieuw fratershuis en een jongensschool op te richten. Pastoor Vogels, wiens naam staat vermeld op de steunbeer naast de entree, speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming van dit rooms-katholieke complex. Voor de ontwerp van het pand werd een beroep gedaan op de Tilburgse architect Herman Bekkers. De keuze voor deze architect heeft mogelijk haar oorsprong in het feit dat het fratershuis was bestemd voor de Fraters van Tilburg, wiens moederhuis in Tilburg was gevestigd. De fraters hadden in 1894 een nieuw huis in Tilburg laten oprichten (niet door Bekkers). Opvallend genoeg is het pand in Deurne in hoofdopzet nagenoeg identiek aan het één jaar eerder gebouwde complex, bestaande uit een tweelaags volume met zeven vensterassen, waarbij de centrale as ietwat uitkraagt en is uitgebouwd tot boven de kroonlijst en is voorzien van een tuitgevel met beeldnis. Wat betreft architectuur is het pand echter geheel anders. Daar waar het huis in Tilburg sober van opzet is, met slechts spaarzame detaillering (en geplaatst onder een mansardedak), werd het nieuwe fratershuis in Deurne juist heel esthetisch uitgevoerd, met een eclectische vormentaal waar neorenaissance, neogotiek en neoclassicisme elkaar ontmoeten.

 

De bouw was in mei 1896 voltooid en in dezelfde maand arriveerden de eerste fraters vanuit Tilburg. Fratershuis en school werden op 11 mei plechtig ingezegend en onder bescherming gesteld van de H. Willibrordus. De school begon meteen een dag later en had meteen al 73 leerlingen. Op de eerste verdieping werd een kapel/gebedsruimte ingericht, die in 1899 in gebruik werd genomen. Deze bevond zich in de voorzijde van het huis, achter de derde tot en met zesde vensters (van links bezien). Niet alleen dragen elementen als het beeld van de H. Willibrordus, het kruis op de top van de tuitgevel en de gebrandschilderde ramen in de entree de religieuze (katholieke) functie van het gebouw uit, ook de wijze waarop met name de vensterspartijen (hoog en smal) zijn opgezet, zijn een duidelijke (architectonische) referentie dat we hier hebben te maken met een religieus gebouw.

 

Het gebouw heeft wat betreft opstand en plattegrond haar wortels in de (neo)classicistische landhuistypologie: een tweelaags volume onder schilddak met een uitkragend middenrisaliet; steunberen die geen daadwerkelijke constructieve functie hebben maar wel refereren aan de klassieke hoekpilasters; een overzichtelijke plattegrond bestaande uit een pandbrede gang en kruisend een entree met trappenhuis. In de oksels van dit kruisvormige plattegrond liggen de vertrekken. De overzichtelijke plattegrond is met name op de verdieping aanzienlijk gewijzigd ten tijde van het uitbreiden van de kapel (jaren vijftig). De oorspronkelijke structuur is hierdoor enigszins aangetast. De oorspronkelijke opzet is wel nog duidelijk leesbaar.

 

Wijzigingen

Vanaf 1919 werd het fratershuis aangepast en werden de oorspronkelijks slaapzalen vervangen door slaapkamertjes, elk met een eigen wastafel. Zowel op de eerste verdieping als de zolderverdieping werden in fases kamers aangebracht. Deze stapsgewijze ontwikkeling is onder andere herkenbaar aan de aanwezige deurkozijnen/architraven en bovenlichten. De dakkapellen onder platdak zullen gelijktijdig met de realisatie van de kamers hebben plaatsgevonden en dus ook in etappes zijn uitgevoerd. De grootste aanpassingen lijken te zijn gedaan na de Tweede Wereldoorlog. Op enkele foto’s is de oorlogsschade (september 1944) vastgelegd die het fratershuis aan met name de achterzijde heeft geleden.

 

De situatie vandaag de dag vertegenwoordigt de situatie zoals deze kort na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan, waarbij met name aan de achterzijde van het pand enkele structurele aanpassingen zijn verricht. Het aanzien van het exterieur als geheel is in hoofdopzet representatief voor de eerste bouwfase. Alleen de diverse stalen raampartijen zijn hierbij een aanpassing. Het interieur daarentegen is zowel wat betreft structuur als afwerking meerdere malen aangepast. Als zodanig is er niet meer sprake van één coherente historische fase, maar meer van een ontwikkelingsbeeld. Aangezien de aanpassingen met name kort vóór of na de oorlog hebben plaatsgevonden, is van een historisch waardevol interieur geen sprake. Die historische elementen die aanwezig zijn, hebben vooral relictwaarde: ze vormen geen geheel van een groter historisch interieur, maar zijn slechts sporadisch behouden onderdelen. Dit geldt vooral voor de omstucte balken (omdat ze ook het verhaal van de aanpassingen aan de indeling vertellen) en in mindere mate voor de deurkozijnen met geprofileerde architraven