Gas, kaas en chocolade in Alkmaar

Kaaspakhuis Eyssen Kanaalkade Alkmaar, cultuurhistorisch onderzoek gasfabriek, chocoladefabriek Ero en Rem en Paardenmarkt

Gas, kaas en chocolade te Alkmaar

Paardenmarkt-Kanaalkade Alkmaar

Gemeentelijk monument (kaaspakhuis Eyssen)

 

Opdrachtgever

Gemeente Alkmaar

 

Uitvoering

Cultuurhistorisch onderzoek

2010


Aan de rand van het centrum, op een steenworp afstand van het stadskantoor, wordt op een locatie die sinds de negentiende eeuw een sterk industrieel karakter heeft gekend, een grootschalig bouwproject gerealiseerd. Voor het project Paardenmarkt, genoemd naar het grote aangrenzende plein, heeft een aantal van de bestaande volumes plaats moeten maken voor nieuwbouw. Het meest prominente pand, het voormalige kaaspakhuis Eyssen, wordt in zijn huidige verschijningvorm behouden en krijgt een nieuwe bestemming als appartementencomplex. De gemeente Alkmaar wenste een manuscript waarin een beeld wordt geschetst over de ontwikkelingen die hier gedurende de afgelopen eeuwen hebben plaatsgevonden. 

 

Paardenmarkt

Gelegen in de noordwestelijke hoek van het historische centrum van Alkmaar ligt de Paardenmarkt. Op deze locatie werd in 1477 een groot klooster gesticht. Dit Minderbroederklooster werd uiteindelijk weer in 1574 afgebroken. Op de locatie werd een groot plein aangelegd, de Paardenmarkt. Dit open karakter aan de rand van de stad bleef tot de negentiende eeuw hetzelfde. Als in 1824 het Noordhollands kanaal wordt gegraven. De aanleg van het kanaal betekende het begin van de ontwikkeling van industrie en nijverheid langs haar kades. Tussen de Kanaalkade en de Paardenmarkt nam de bedrijvigheid aanvang in 1853, als op deze locatie de Almaarsche Pijpgaz Compagnie wordt opgericht.

 

Gasfabriek: geschiedenis in vogelvlucht

De in 1853 gebouwde gasfabriek besloeg ruwweg het terrein tussen de Kanaalkade, Paardenmarkt, Paternosterstraat en het kaaspakhuis Eyssen. Het complex bestond uit een directeurswoning, twee gashouders, een volume met kolenbergplaats en stokerij en een zuiveringsgebouw. Al vrij snel na de oprichting werd nog een derde gashouder gebouwd. In 1872 wordt het oorspronkelijke twintig-jarige contract met tien jaar verlengd. De directeurswoning wordt uitgebreid en aangepast aan de ‘mode’ van de tijd: eclectische façade. Ten oosten van de fabriek worden enkele percelen opgekocht. Op deze locatie verschijnt een nieuw L-vormig pand dat dienst gaat doen als kolenopslag. Het volume met de stokerij wordt eveneens verbouwd. In 1882 komt de gasfabriek in gemeentelijke handen en wordt deze omgedoopt tot Gemeente Gasfabriek. Opnieuw wordt een stuk grond aangekocht. Op de voormalige Texelsche barrière werd een grote gashouder gebouwd. Het bestaande volume, een neogrec wachtershuisje dat was opgericht na voltooiing van het Noordhollands Kanaal, werd afgebroken. De grootste uitbreiding vind plaats in 1893. Aan zowel de oost- als westzijde wordt weer grond aangekocht. Het terrein grenst nu aan de oostzijde aan de Doelenkluft. Naast de directeurswoning werd een nieuwe, grote gashouder opgetrokken. Deze bevond zich op de locatie van het kaaspakhuis. De Paternosterstraat wordt verlegd om ruimte te bieden aan een groot nieuw complex. Dit complex bestond uit een drietal grote hallen. Het complex heeft een opzet die karakteristiek is voor gasfabrieken (en elektriciteitscentrales) uit de laatste decennia van de negentiende eeuw. Het centrale volume, het stookhuis is tweelaags. Beide loodsen aan weerszijde zijn ietwat lager. Door deze opzet ontstaat een beeld dat refereert aan de middeleeuwse kathedraalbouw: een hoog middenschip met twee lagere zijschepen. Deze referentie aan historische bouwstijlen wijst zich verder uit in de neorenaissance-vormentaal, herkenbaar aan het gebruik van verblendstenen speklagen (horizontale banden over de gevels) en het gebruik van pleister bij constructieve onderdelen zoals sluitstenen en aanzetblokken.In het interbellum wordt als gevolg van een behoefte aan een nog grotere capaciteit, een nieuw complex opgericht aan de Helderscheweg. Het complex aan de Paardenmarkt wordt afgebroken en de loop van de Paternosterstraat wordt weer teruggebracht naar de oorspronkelijke situatie.

 

Kaaspakhuis Eyssen

In 1918, vrijwel gelijktijdig met de sloop van de gasfabriek, laat de Coöperatieve Zuivelexport Vereeniging Noord-Holland een ontwerp maken voor een nieuw pakhuis voor de opslag van kaas en boter. Als architect wordt de Fries Zytse Feddema aangetrokken. Het pand wordt gebouwd op het oostelijke deel van het oorspronkelijke gasfabriekterrein en bestaat uit een vierlaags volume, geplaatst onder een platdak. Het is uitgevoerd in twee kleuren baksteen en geplaatst onder een platdak met forse overstek. Een opvallend detail is de wijze hoe de hoeken overhoeks zijn gemetseld. Aan de gevels van de verdiepingen is zichtbaar hoe het interieur werd gebruikt. De smalle vensters wijzen op een achterliggende inrichting met lange rijen stellingkasten waarop de kazen lagen. De vele ankers duiden op het gegeven dat de vloeren een groot gewicht moesten dragen. In het interieur herinneren de stalen kolommen op de verdiepingen nog aan de oorspronkelijke inrichting. Deze zijn samengesteld uit kwartronde delen met flenzen en zijn aan elkaar gekoppeld middels klinknagels. Deze kolommen hebben op ieder kwart een groot aantal T-vormige inkepingen. In deze inkepingen waren de plankdragers bevestigd alwaar de planken voor de opslag van de kaas waren gelegen. Naast de nog bestaande kolommen waren er per stellingkast nog drie soortgelijke exemplaren. De verdiepingen waren ontsloten middels een lift. Behalve deze lift was het bedrijfspand voorzien van nog andere, voor die tijd moderne gemakken als elektriciteit, centrale verwarming en brandslangen. In 1929 wordt het kaaspakhuis verkocht aan kaasfabrikant J.H. Eyssen. Eyssen was een pionier op de verwerking van kaas en was verantwoordelijk voor de ontwikkeling van verduurzaamde kaas. Deze vinding was baanbrekend en werd op de in 1900 in Parijs gehouden Wereldtentoonstelling geprezen met een gouden medaille. In 1905 verwierf het bedrijf het predicaat ‘Koninklijke’. Sindsdien heette het bedrijf ‘Koninklijke Fabriek van Verduurzaamde Hollandsche Kaas J.H. Eyssen’. Gedurende de periode dat het pakhuis eigendom van Eyssen werd en dienst ging doen als kaasfabriek, is het complex meerdere malen uitgebreid. Zo werd in 1948 een grote eenlaags expeditiehal opgetrokken en werden in de jaren zestig enkele volumes langs de Doelenkluft en Koningweg gerealiseerd. In 1974 wordt de expeditiehal ten behoeve van de productie-uitbreiding van Eyssen, vervangen door een hoog nieuwbouwcomplex. De kaasfabriek sluit uiteindelijk in 1988 haar deuren. Recent is het overgrote deel van het complex afgebroken. Alleen het pakhuis uit 1919 is behouden en krijgt een nieuwe bestemming als wooncomplex.

 

Chocolade en pudding

Kaas was niet het enige voedingsproduct dat aan de Kanaalkade werd vervaardigd. Op de hoek met de Paternosterstraat werd omstreeks 1924 de chocoladefabriek Ero en Rem opgericht. Er was sprake van een statig drielaags volume met een rechthoekige plattegrond. Het gebouw heeft een bakstenen façade, waarachter een staal- en betonconstructie schuil gaat. Opvallend is de baksteenornamentiek. Dit uit zich in de ‘kolommen’ licht uitkragende koppen in de pilasters: op de begane grond drie kolommen, op de verdiepingen twee. De gevels worden verder aan de bovenzijde afgesloten door enkele rijen trapsgewijs uitkragende bakstenen. Het rechtlijnige karakter, zowel horizontaal als verticaal, vormt een uiterlijke vertaling van de moderne constructie die achter de gevels verscholen gaat. Helaas is er weinig bekend over het reilen en zeilen van de chocoladefabriek. Het lijkt er echter wel op dat de productie van chocolade een gevaarlijke aangelegenheid was, want in een periode van vier jaar heeft er vijf keer brand gewoed in het pand: twee relatief kleine brandjes en drie grote, verwoestende branden. Kort na een brand in 1927 wordt het complex verkocht aan puddingmakerij Victrix. Dit goed draaiende bedrijf breidt in 1953 aan de achterzijde flink uit. Uiteindelijk sluit de fabriek in 1965 haar deuren. Het pand wordt afgebroken en vervangen door een in 1974 opgetrokken bankgebouw. 

 

Auto’s en fietsen

Langs de Kanaalkade werd niet alleen voedsel geproduceerd. Gelegen tussen de kaasfabriek van Eyssen en de chocoladefabriek Ero en Rem (later Victrix), bevonden zich twee volumes met een totaal andere functie. Kanaalkade 70-72 werd gebouwd als een autogarage met twee bovenwoningen. Het naastliggende pand Kanaalkade 67-69 bestond uit een fietsfabriek met twee bovenwoningen. Hier werd dus zowel een werkplaats voor een vertrouwd als voor een uiterst modern vervoersmiddel gebouwd. De volumes kenmerken zich door een karakteristieke jaren-twintigstijl, waarbij de expressieve baksteenornamentiek, beïnvloed door de Amsterdamse School duidelijk herkenbaar is.  Omstreeks 1974 zijn beide volumes, tezamen met de aan de achterzijde aangrenzende panden Koningsweg 114 en 116 deel gaan uitmaken van de brandweerkazerne.

 

Een nieuwe fase

In 2009 wordt het overgrote deel van de bebouwing in het bouwblok tussen de Kanaalkade, Koningsweg, Doelenkluft en Paternosterstraat afgebroken. Alleen het oudste volume, het in 1919 gebouwde kaaspakhuis blijft bestaan. De vrijgekomen ruimte maakt plaats voor twee grote appartementencomplexen. Het kaaspakhuis maakt deel uit van deze ontwikkeling. Het pand wordt herbestemd en gaat dienst doen als appartementencomplex. Hierbij wordt op het platdak een bouwlaag toegevoegd die twee penthouses huisvest.