IJzergieterij Deventer

IJzergieterij Deventer, Raambuurt, rijksmonument, Architectuurhistorisch verhaal tbv boek Saxa locuuntur

IJzergieterij Nering Bögel

Maalderijstraat 6 Deventer

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Friso Woudstra Architecten

 

Uitvoering

Architectuurhistorisch onderzoek diverse restauratieprojecten in het kader van het boek Saxa loquuntur

2009


Onder de titel Saxa loquuntur oftewel ‘De stenen spreken’, is door Don Rackham en Bernadette van Hellenberg Hubar in 2009 een onderzoek uitgevoerd dat is gewijd aan de restauratieprojecten die Friso Woudstra vanaf het begin van zijn carrière heeft gerealiseerd.  Aanleiding voor het onderzoek was de naderende voltooiing van de Wientjesvoort, tot dusver het meest omvangrijke en indrukwekkende restauratieproject dat Friso Woudstra heeft uitgevoerd. In een vervallen en verwaarloosde staat aangekocht in 1999, is het gehele landgoed met opstallen de afgelopen tien jaar gerestaureerd.

 

In dit als boek verschenen onderzoek is op een aantal projecten dieper ingegaan, waaronder de mallenopslag van de ijzergieterij Nering Bögel.

 

Nering Bögel

Het industriële complex ‘De IJzermolen’ vindt zijn oorsprong in het begin van de vorige eeuw en maakte deel uit van de voormalige ijzergieterij Nering Bögel. De ijzergieterij is gesticht in 1756 door Hendrik Lindeman. Hij kocht in 1755 de Deventer stadswatermolen, die aan de kop van de voormalige binnenhaven was gelegen, ongeveer ter hoogte van het huidige Emmaplein. Hiermee werd een eerste begin gemaakt met de industrialisatie van het oude havengebied. In 1826 nam J.L. Nering Bögel het bedrijf over. De ontwikkeling van de ijzergieterij en de Deventer industrie in het algemeen werd mogelijk gemaakt door de ontmanteling van de vesting in 1874. In dit nieuwe gebied, gelegen op het voormalige bolwerk, wist de firma Nering Bögel haar complex uit te breiden. In de Raambuurt stonden onder andere een kantoor, een machinefabriek, een giethal en een mallenopslag­gebouw. De oerijzergieterij te Deventer werd vanwege haar strategische ligging en de connecties met de Duitse hoogovenindustrie de grootste in zijn soort van Nederland.

 

Als gevolg van de economische wereldcrisis die in de jaren dertig ook in Nederland woedde, moest Nering Bögel in 1932 faillissement aanvragen. Hiermee begon de neergang van de Raambuurt als industrieel hart van Deventer. De mallenopslag, het gebouw dat Friso Woudstra heeft gerestaureerd en herbestemd, werd na het faillissement nog enige tijd in gebruik genomen als graanmaalderij. De witte belettering aan de gevel aan de Maalderijstraat vormt een herinnering aan de functie die het gebouw vanaf 1933 had.

 

De IJzermolen: voormalige mallenopslag en graanmaalderij

Met de neergang van het bedrijf Nering Bögel, waren de bedrijfspanden overbodig. Het overgrote deel van de fabriekshallen van de ijzergieterij is in de tweede helft van de vorige eeuw afgebroken. Alleen het gebouw aan de Maalderijstraat, de voormalige mallenopslag, is behouden.

 

De mallenopslag werd in 1905 gebouwd naar een ontwerp van de Deventer architect Jan Derk Gantvoort (1868-1928). Het oeuvre van deze architect wordt gekenmerkt door een grote diversiteit van bouwstijlen, van Oudhollands tot sobere baksteenarchitectuur en van Jugendstil tot rationalisme. Gantvoort was een echte eclecticus met een bijzonder gevoel voor decorum: hij liet zich bij de keuze van de bouwstijl leiden door de functie van het gebouw. Het fabrieksgebouw kenmerkt zich dan ook door een, voor de periode 1880-1910 kenmerkende, sobere baksteenarchitectuur.

 

De huidige verschijningsvorm is nagenoeg identiek aan de situatie anno 1905. Ten tijde van de aanvang van de restauratiewerkzaamheden had het pand echter zwaar te lijden gehad. Niet alleen was het complex door leegstand in verval geraakt, ook de oorspronkelijke verschijningsvorm was aangetast. De twee hijskapellen, die een grote rol spelen in de belevingswaarde van het pand, waren enige decennia daarvoor verwijderd. Daar­naast was in de loop der jaren een volume onder platdak tegen het midden van de hoofdgevel geplaatst, waardoor het gebouw als het ware visueel werd opgedeeld.

 

Behoud en herstel van de specifieke kwaliteiten van zowel het exterieur als interieur van dit bijzondere fabriekspand was van vitaal belang voor de ontwikkelingsvisie van Woudstra. Dit betekende dat het industriële karakter niet verloren mocht gaan en dat kenmerkende elementen die in de afgelopen decennia waren verdwenen, werden gereconstrueerd. Bij de restauratie en reconstructie van het fabrieksge­bouw hebben historische bronnen als foto’s en tekeningen een leidende rol vervuld.

 

Huidige verschijningsvorm

Het pand heeft een opvallende, wigvormige platte­grond, waarbij aan de Raamstraat sprake is van vijf vensterassen en bij de kopse gevel, zichtbaar vanaf de Maalderijstraat, slechts één as. Deze plattegrond is niet alleen bijzonder bij de beleving van het exterieur, maar vooral van het interieur.

 

De hoofdgevel heeft een symmetrische opstand. Er is sprake van een veertiental vensterassen, waarbij twee assen worden bekroond met fraaie, opnieuw opge­bouwde hijskapellen. De oorspronkelijke logistieke functie van deze twee assen blijkt verder uit de gevelopeningen die zijn voorzien van luiken: hier werden de produc­ten vanaf de straat het pand in gehesen. Op de begane grond is per twee assen sprake van een grote poort onder rondboog. Evenals de overige raampartijen, zijn de bogen uitgevoerd met dubbele rollagen. De karakteristiek van de gevels wordt gedomineerd door de gietijzeren elementen bij zowel de raampartijen als de muur­ankers en sierklossen onder de bakgoot.

 

De gevels zijn hersteld. Het metselwerk is waar nodig gerestaureerd, het voegwerk is vervangen door nieuwe snijvoegen en de houten luiken en kozijnen zijn naar oorspronkelijk voorbeeld vernieuwd. De gietijzeren raampartijen en de schotelankers zijn gerestau­reerd en waar nodig vervangen door exacte replica’s. Het behoud van zoveel mogelijk historisch smeedwerk was bij dit complex van groot belang omdat dit was vervaardigd in de eigen fabriek. Vanwege de nieuwe bestemming als appartementengebouw zijn de luiken op de verdie­pingen opengezet. In verband met de veiligheid zijn smeedijzeren hekwerken gerealiseerd, die niet alleen functioneel maar ook esthetisch verantwoord zijn. De belettering op de gevel aan de Raamstraat is behouden als herinnering aan een van de voormalige functies van het pand.

 

In het interieur is geprobeerd het open karakter van de voormalige opslag zoveel mogelijk beleefbaar te houden. Hierbij speelde het in het zicht laten van de houten draagconstructie een belangrijke rol. Het verenigen van deze elementen in een bewoonbare leefruimte heeft geresulteerd in een loft-achtige indeling, waarbij de houten kolommen vrij in de ruimte staan