Bouwhistorisch onderzoek kasteel Hasselholt

Kasteel Hasselholt, Ohé en Laak cultuurhistorisch bouwhistorisch onderzoek restauratie rijksmonument

Kasteel Hasselholt

Burgemeester Minkenberglaan 9-11 Ohé en Laak

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Particulier

 

Uitvoering

Cultuur- en bouwhistorisch onderzoek

2005


Kasteel Hasselholt in Ohé en Laak is in opdracht van de eigenaar uitgebreid onderzocht met als doel de cultuurhistorische waarden te documenteren.

 

Het kasteel: ontwikkeling en typologie

Kasteel Hasselholt, ook wel ’t Geudje genoemd, is gelegen aan de Burgemeester Minkenberglaan 9-11 te Ohé en Laak. Als men over de Dorpsstraat het dorp binnenrijdt, verschijnt het kasteel al spoedig in het zicht. Vanwege het open karakter van het landschap ten noorden van het Geudje, is deze situatie al eeuwenlang identiek gebleven. Het Geudje bestaat uit een aantal volumes, verspreid op een deels ommuurde, deels omhaagde binnenhof. Het hoofdvolume, het kasteel, telt twee bouwlagen boven een kelder en is, met uitzondering van de oostelijke gevel opgetrokken in mergel. De zeventiende eeuwse oostelijke gevel is opgetrokken in baksteen en heeft mergel speklagen. Het gebouw draagt een zadeldak met aan de kopse kanten rijk geornamenteerde trapgevels. Tegen de westgevel staat een volume onder lessenaardak. Dit deel vormt het onderste onderdeel van het kasteel: de middeleeuwse woontoren.

 

Het oudste deel, bovengenoemde woontoren, is typerend voor de kastelen in de periode 1250-1450: twee of drie bouwlagen boven een kelder, bereikbaar via een (ophaal)brug op de eerste verdieping; een dak dat schuil gaat achter gevels met kantelen; een kelder die alleen bereikbaar is vanaf de eerste verdieping. Het oorspronkelijk vrijstaande karakter van deze toren is onder andere nog herkenbaar aan de aanwezigheid van een oorspronkelijk buitenraam tussen de huidige eetkamer en woonkamer. Verder is de kelderverdieping voorzien van een laat-gotisch ribgewelf.

 

In de zestiende eeuw werd de toren opgenomen in het in 1548 gebouwde edelmanshuis. De nadruk lag vanwege allerlei ontwikkelingen op onder andere militair gebied voornamelijk op de woonfunctie en veel minder op defensiviteit. De relatief dunne muren, de grote vensteropeningen en de overdaad aan ornamenten aan de gevels bevestigen de residentiële opzet. Dit type kasteel wordt ook wel ‘steenen huys’ genoemd. Ondanks het verdwijnen van de traptoren (deze werd in 1970-1972 weer herbouwd) en de verlaging van de middeleeuwse woontoren in de achttiende eeuw, is de zestiende-eeuwse opzet behouden. Een belangrijke verandering vond plaats in 1651 als de oostelijke gevel, de Schauseite, in Maaslandse renaissance-stijl wordt heropgetrokken.  

 

Het vakwerkhuis: een tweede steenen huys

Haaks op het kasteel staat het vakwerkhuis, volgens de jaarankers opgetrokken in 1629, ter vervangen van een reeds bestaand volume. In werkelijkheid toont het volume nog maar een klein deel van zijn vakwerk. De overige gevels zijn in de loop der tijd versteend. Het gebouw werd in 1629 gebouwd voor de dochter van de kasteelheer Hartart van Spee (Drossaard van Montfort). Het gebouw had dus van oorsprong een residentiële functie. Dit blijkt temeer uit enkele elementen en sporen in het interieur, waaronder de renaissance achterwand in een van de schouwen. Ook de renaissance schouw met kariatiden die momenteel in de grote zaal van het hoofdvolume is ondergebracht, is afkomstig uit het vakwerkhuis. Er is bij het Geudje dus sprake van twee ‘steenen huysen’. 

 

Overige bebouwing op het terrein

Verder staat op het terrein nog een eenvoudige schuur en voormalige varkensstal. Het terrein wordt aan de noordzijde afgesloten door een tuinmuur, deels gebouwd in baksteen, deels opgetrokken in baksteen in combinatie met speklagen. De muren met speklagen zijn de restanten van vroegere economiegebouwen die op het terrein stonden. De muur die de binnenhof scheidt is ontstaan in de late achttiende eeuw.  

 

De wijze waarop de verschillende volumes op het terrein zijn geplaatst is bijzonder. In tegenstelling tot het ‘standaard’ type Limburgs kasteel, waar aan één zijde van het kasteel een grote U-vormige hoeve is gebouwd, die met de open zijde naar het kasteel is gericht, lijkt in Ohé en Laak iedere samenhang te ontbreken. De reden hiervoor is onbekend. Deze lay-out geeft het kasteel een unieke positie in het Limburgse kastelenrijk.

 

Van Laarelement

Op het terrein ligt een bijzonder landschappelijk element, een zogenaamd Van Laarelement, vernoemd naar Gijsbert van Laar, een Alkmaarse boomkweker die in 1802 een prentenboek uitgaf met de naam Magazijn van tuin-sieraden. Van Laar speelde in op de interesse die rond de eeuwwisseling onder de bourgeoisie ontstond voor de Engelse landschapstuinen. In zijn boek toonde hij voorbeelden van gebouwen, bruggetjes, zitjes en beelden, die de van oudsher functionele Hollandse kweektuinen omtoverden tot heuse lusthofjes.

 

In de gracht rond het kasteel werd in de eerste kwart van de negentiende eeuw een eilandje aangelegd volgens voorbeelden uit het Magazijn van tuin-sieraden. Het eiland is vanaf het noordoosten bereikbaar via een aarden dam (hoogstwaarschijnlijk oorspronkelijk een bruggetje). Het eiland was omringd door een zoom hagen, bomen en struiken waardoor het een intiem karakter kreeg. Op het eiland stond oorspronkelijk een prieeltje of ander soortgelijk bouwwerkje. Vandaag de dag is nog maar een klein aantal van deze Van Laarelementen in Nederland aanwezig. Hoewel het element haar oorspronkelijke uitstraling is verloren, is het grondplan van het ‘tuinsieraad’ in stand gehouden.