Kop van de Sphinx Maastricht

Kop van de Sphinx, Sphinxfabrieken Maastricht, cultuur- en bouwhistorisch onderzoek herbestemming

Kop van de Sphinx

Sphinxfabrieken Boschstraat Maastricht

 

Opdrachtgever

Gemeente Maastricht

 

Uitvoering

Cultuur- en bouwhistorisch onderzoek

2005-2006


Als onderdeel voor het grote project Belvédère wordt de komende jaren onderzocht welke nieuwe functies geschikt zouden zijn voor een duurzame bestemming van de Kop van de Sphinx, de fabrieken gelegen aan de binnenhaven het Bassin. Het rapport omvat een breed cultuurhistorisch onderzoek dat aangeeft met welke waarden men rekening moet houden bij de plannen ten aanzien van het complex en de verdichting van het braakliggend terrein. In het onderzoek is uitvoerig aandacht besteed aan onder andere de typologie en esthetica van de diverse gebouwen. Het onderzoek heeft onder meer de volgende zaken aan het licht gebracht.

 

Kop van de Sphinx

De Kop van de Sphinx is gelegen in het industriële landschap aan de historische noordwestentree van de stad die voor de sloop van de vestingwerken werd gemarkeerd door de aanwezigheid van de monumentale Boschpoort. Mede door de contacten tussen Maastricht en de nabijgelegen Belgische en Duitse steden waar de industrialisatie al veel eerder op gang was gekomen, kon de industrie zich in deze stad in een voor Nederlandse begrippen vroeg stadium ontwikkelen. In Maastricht was Petrus Regout een van de eerste handelaren die het ‘industriële experiment’ waagde en een bescheiden fabriekje oprichtte. De in 1824 op initiatief van Koning Willem I aangelegde binnenhaven (het Bassin) gold als een gunstige factor die een vroege ontwikkeling mogelijk maakte.

 

Kantoor, toonzaal en magazijn

De architectuur van het kantoor en magazijn uit 1905 combineert twee typen van utiliteitsbouw uit de periode 1890-1910 die gescheiden wel, maar in combinatie met elkaar nauwelijks bekend zijn. De typologie van kantoor, toonzaal en magazijn is in deze combinatie in de vakliteratuur niet te vinden. De architect van het kantoor en magazijn blijkt beïnvloed te zijn door de opvattingen van Viollet-le-Duc over de materiaaleigen toepassing van gietijzer in monumentale architectuur en ook wat betreft het gebruik van decorum is de architect op de hoogte van de op dat moment overheersende architectuurtheorieën. Dit uit zich het beste in het kantoor met toonzaal waar de opzet van het volume is gedicteerd door de typologie van het klassieke peristyliumhuis. Dit blijkt niet alleen uit de opzet van de plattegrond maar ook uit de specifieke plaatsing van dakkoepels en glazen vloeren, de hiërarchie binnen de deuropeningen en het decoratief programma dat is gebruikt bij de verrijking van het interieur.

 

Het grote magazijn heeft een fraaie dragende staalconstructie bestaande uit ranke kolommen en liggers. Opvallend is dat in het noordelijke deel van de grote hal de stalen kolommen hebben plaatsgemaakt voor zware bakstenen kolommen. Uit kaartprojecties blijkt dat juist op deze locatie voorheen de omgrachting van Maastricht liep. Na de ontmanteling van de vesting werd de gracht opgevuld. Deze ondergrond was vaak instabiel en de aannemer van het magazijn heeft waarschijnlijk geen risico willen nemen en hier teruggegrepen op de eeuwenoude en beproefde methode: de aanwezige situatie is een directe referentie aan een historische situatie.

 

Elektriciteitscentrale

De elektrische centrale uit 1910 is een van de laatste resterende voorbeelden van een dergelijk gebouw uit de periode 1890-1915 en wordt nog steeds gebruikt voor haar oorspronkelijke functie. De gebouw sluit aan bij de ‘standaard’ typologie van de door architect A.L. van Gendt geïntroduceerde vormentaal. Hoewel het silhouet en de detaillering duidelijk aansloten bij het gebruikelijke traditionalisme, waren de rechte vensters strijdig met dit eclectische beeld. Hier zijn de eerste symptomen van een verzakelijking in de fabrieksarchitectuur kenbaar. Dat deze keuze geen noodzaak was, maar een weloverwogen beslissing, blijkt wel uit het feit dat deze ‘nieuwe’ elementen door middel van decoratieve ornamenten nadrukkelijk werden geaccentueerd.

 

Kistenmakerij

Deze verzakelijking wordt nog verder doorgevoerd bij het slechts één jaar later (1911) gebouwde kistenmakerij. Hier is geen enkele sprake meer van gevelornamentatie en wordt de vormgeving volledig bepaald door de constructie. Er is sprake van een bijzonder vroeg voorbeeld van een Hennebique-systeem, waarbij de grenzen van de constructiemethode werden opgezocht (zeer ranke kolommen en geen verbreding waar kolom en balk elkaar ontmoeten). 

 

Het complex van industriële gebouwen, opgericht in een periode van slechts zes jaar hebben behalve een intrinsieke waarde op pandniveau, een hoge ensemblewaarde. Het feit dat binnen deze gebouwen op bijzondere wijze uiting wordt gegeven aan de manier waarop in het begin van de twintigste eeuw veranderingen in de (industriële) architectuur plaatsvonden, draagt in hoge mate bij aan de esthetische en wetenschappelijk waarde die aan de gebouwen wordt toegekend