Cultuurhistorisch onderzoek Nieuwe IJpelaar Bavel

landhuis Nieuw IJpelaar, Bavel, cultuur- en bouwhistorisch, tuinhistorisch onderzoek

Landgoed Nieuwe IJpelaar

Seminarieweg 26 Bavel

Gemeentelijk monument (landhuis)

 

Opdrachtgever

Commerciële partij

 

Uitvoering

Cultuur- en bouwhistorisch onderzoek

Tuinhistorisch onderzoek

2007


Aanleiding tot het onderzoek naar het landgoed aan de Seminarieweg 26 te Bavel is het voornemen van de nieuwe eigenaar een hotel in en rond het landhuis te bouwen en vestigen. Omdat het complex bestaat uit een oud landhuis dat bescherming geniet, waar in diverse stadia kloostergebouwen zijn bijgebouw, is besloten tot een cultuurhistorisch onderzoek, een bouwhistorisch onderzoek en een onderzoek naar het park, dat onderdeel van het complex vormt. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met Historie Present.

 

Landhuis

De geschiedenis van de IJpelaar gaat terug tot de middeleeuwen. Het betrof een ontginning, waarop sinds de zestiende eeuw ook al sprake is een slot en enkele hoven, waaronder de Kleine Hoeve. Deze Kleine Hoeve wordt in de achttiende eeuw verzelfstandigd en ontstaat op de nabij de hoeve een buitenplaats met landhuis. In 1795 wordt voor het gesproken over de Kleine IJpelaar. In 1828 wordt de Kleine IJpelaar, op dat moment ‘Malang’ genaamd, gekocht door ene dokter Johannes de Bruyn. In 1835 werd het landhuis ingrijpend verbouwd en werd een landschapstuin in Engelse stijl aangelegd. Dit landgoed werd met de jaren uitgebreid, iets dat na het overlijden van de arts door zijn vrouw werd voortgezet. Een van de zonen neemt het huis na het overlijden van de moeder over. Arnout de Bruyn en Caroline de Roy van Zuydewijn krijgen dertien kinderen. Het oude huis wordt te klein en in 1866 wordt overgegaan tot de bouw van het nu nog bestaande landhuis in Italiaanse palazzostijl gebouwd (Italiaans classicisme). Hij laat het huis iets ten zuiden van het bestaande volume, binnen de contour van het landgoed optrekken. Het huis krijgt de naam Nieuwe IJpelaar. Het oude huis wordt verlaten. Vanwege het risico van wandluis mochten de afbraakmaterialen van het oude pand enkel in de bijgebouwen hergebruikt worden. Volgens de overlevering stond het oude huis een tijdlang leeg en verwaarloosd en was het uiteindelijk zo vies en vol ongedierte dat het in brand werd gestoken. De resten zijn volledig weggeruimd. 


Het interieur van het landhuis uit 1866 is grotendeels gaaf behouden. Met name op de bel-etage is sprake van een zeer rijk en verfijnde uitmonstering.

 

Klooster

Als gevolg van het overlijden van hun moeder wordt de buitenplaats in 1915 aan de Congregatie van de Heilige Harten verkocht. Doel van de aankoop was om hier de theologieopleiding aan studenten aan te bieden. De kloostergemeenschap neemt in 1916 haar intrek in het herenhuis, dat wordt aangepast als studiehuis. Enkele jaren nadat de kloosterlingen hun intrek hebben genomen, wordt er ten zuiden van het landhuis een een kapel met sacristie gebouwd. Deze is via een houten gang verbonden met het hoofdhuis. Gelijktijdig wordt ten noordoosten van het landhuis een, nog bestaande kas annex tuinhuis opgetrokken. Door de sterke groei van de congregatie kwam er al snel behoefte aan uitbreiding. In 1929 wordt de in 1919 gebouwde bouwmassa met kapel ingrijpend verbouwd en vergroot. Verder wordt een groot volume gebouwd dat herenhuis met kapel verbindt. Deze nieuwbouw is opgetrokken in een voor de tijd karakteristieke baksteenarchitectuur (sober expressionisme met detaillering in het vlak). De nieuw vleugel is aanzienlijk groter dan het landhuis, waardoor het van oorsprong statige landhuis iets in zeggingskracht heeft verloren. Op de locatie van het voormalige koetshuis wordt tot slot een noviciaat gebouwd.

 

In 1955 vindt er nog een ingrijpende wijziging plaats. Beide buitenste traveeën worden met een bouwlaag opgehoogd. Hierdoor wordt de oorspronkelijke hiërarchie in bouwmassa’s, bestaande uit een centraal, ietwat terugliggend volume onder zadeldak en aan weerszijde een lager volume onder plat met attiek, sterk aangetast en heeft het landhuis een ietwat vreemd ogend aanzien gekregen.In 1989 wordt het complex aanzienlijk uitgebreid. Ten zuiden van de kapelvleugel wordt een verzorgingstehuis in laagbouw opgetrokken, waardoor het voorbestaan van de congregatie nog enige tijd kon worden verlengd. Uiteindelijk werd in 2007 de knoop doorgehakt en werd het klooster verkocht.

 

Landschappelijke tuin

Het huis Nieuwe IJpelaar en het klooster van de Congregatie der Heilige Harten is gelegen in de ‘landschappelijke driehoek’, midden in het groen. Bij het huis hoort een landgoed met bossen, een grote vijver en een begraafplaats voor de kloosterleden, dat van de Seminarieweg reikt tot aan de A27.

 

De tuin van landgoed Nieuwe IJpelaar is aangelegd volgens de principes van de landschapstuinen in Engelse stijl. Dit geldt zowel voor de oude tuin van de voorganger van het voormalige huis Klein IJpelaar uit 1834, als voor de uitbreidingen die na de bouw van het nieuwe landgoed zijn uitgevoerd. De landschapstuin kenmerkt zich door een aantal telkens terugkerende elementen: een asymmetrisch geheel; een netwerk van door het park kronkelende paden; grote met bomen omzoomde grasvelden (al dan niet met solitaire of groepjes bomen beplant); aangelegde heuveltjes; waterpartijen in natuurlijke vormen, et cetera. Deze elementen keren allemaal terug in het park van de Nieuwe IJpelaar.

 

Het is goed mogelijk dat er tegen het eind van de negentiende eeuw sprake was van een gardeneske tuin. Bij deze variant op de landschapstuin had het presenteren van soorten een primaire rol en verdween de symbolische betekenis van het park en haar individuele elementen naar de achtergrond. De aanwezigheid van enkele uitheemse bomen in het huidige park en de aanwezigheid van exotische potplanten op historische foto’s lijken te suggereren dat de tuin met name na de uitbreidingen in circa 1873 een meer gardenesk karakter kreeg. Hoewel de tuin van de Nieuwe IJpelaar in de loop der jaren aanzienlijk is gewijzigd (door uitbreiding van de bebouwing, het aanzienlijk vergroten van de vijver en het kappen en aanplanten van begroeiing door de paters die sinds 1916 op deze locatie verblijven), is het oorspronkelijke concept nog in grote lijnen aanwezig en herkenbaar. Het gegeven dat een deel van de tijd nog dateert uit de verbouwingsfase van 1834 geeft de tuin nog een hogere zeldzaamheidswaarde. Hoewel niet met zekerheid valt te zeggen wat precies tot dit oudste ontwerp hoort, is een deel hiervan gezien het feit dat deze als uitgangspunt heeft gediend voor de wijzigingen in 1866 en 1873 (volgens dezelfde landschappelijke principes) tot op heden aanwezig. De negentiende-eeuwse veranderingen hebben de landschapstuin eerder versterkt dan afgezwakt