Woonhuis in empire-stijl Oelemarkt

Bouwhistorisch onderzoek rijksmonument Oelemarkt 10 te Weert

Oelemarkt 10 Weert

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Commerciële partij

 

Uitvoering

Bouwhistorisch onderzoek

2018


Gelegen in de noordoostelijke hoek van de historische kern van Weert bevindt zich Oelemarkt 10. Het grootschalige pand is opgetrokken in een Frans classicistische stijl en is aangewezen als rijksmonument. Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden tot ontwikkeling van het pand, heeft de opdrachtgever Res nova Monumenten gevraagd een cultuur- en bouwhistorisch onderzoek te verrichten.

 

De Blauwe Handt

De kelderruimtes van Oelemarkt 10 zijn de oudste onderdelen van het pand en gaan ten minste terug tot de zeventiende en mogelijk zelfs zestiende eeuw. Hoewel dit niet met zekerheid gesteld kan worden, kunnen deze kelders verband houden met de adellijke familie Van Horne-Egmont. Dit blijkt uit een archiefstuk (gevonden in Mons) dat gaat over een dispuut over een poort horende bij de Blauwe Handt. Op het archiefstuk met tekening staat het jaartal 1532 en een wapenschild van Van Horne-Egmont.  Omdat het jaartal 1532 overeenkomt met het jaar van het huwelijk van Jan van Horn met Anna van Egmont, wordt het als mogelijkheid beschouwd dat het huis ‘De Blauwe Handt’ was gebouwd voor het echtpaar als stedelijk onderkomen.

 

Wat zegt deze informatie nu over het pand. Het is zeer aannemelijk dat als graaf Van Horne zijn intrek in dit pand zou nemen, het pand, gezien de statuur van beide hoog adellijke families toch enige allure moet hebben gehad. De laat-middeleeuwse kelderstructuur die nu nog aanwezig is, toont kelders van drie aparte (smalle) woningen, waarvan één met vrijstaand achterhuis. Dat dit de kern is van het onderkomen van Van Horne omvatte, is vanwege de beperkte omvang onwaarschijnlijk. Wel is het mogelijk dat in 1532 de dan al drie bestaande volumes worden samengevoegd tot één nieuw onderkomen. Dit zou betekenen dat de kelders van vóór 1532 dateren, waardoor we hier met bijzonder oude structuren te maken hebben. Een andere mogelijkheid is dat het pand van de Van Hornes in de loop van de zeventiende eeuw is gesloopt en dat de drie panden pas daarna tot stand zijn gekomen. Omdat het metselwerk van de kelders door de dikke lagen pleister (leem en cement) niet zichtbaar is, kon dit helaas niet nader onderzocht worden.

 

Bierbrouwerij

Aan het eind van de achttiende eeuw wordt aan de Oelemarkt een groot ‘stadspaleis’ gebouwd met op het achterterrein een bierbrouwerij. Dit hoofdhuis heeft de contour heeft van het huidige volume. Het nieuwe huis is vanaf het maaiveld opnieuw opgetrokken. De hoofdmassa, de gevelindeling en de inpandige structuur van het pand dateren uit het eind van de achttiende eeuw. Het casco van het gebouw is daarmee bijna honderd jaar ouder dan de huidige verschijningsvorm. Hierbij is het vrijwel zeker dat er in de zuidelijke traveeën een poort heeft gezeten. De inpandige structuur en de indeling van de gevels is gebaseerd op de structuur van de kelders: keldermuren als fundering voor de nieuwe muren uit circa 1790 en uitbreiding die op ‘logische’ wijze voortvloeit uit de door de kelderstructuur bepaalde hoofdopzet. Dit opbouwen op de oudere structuur vertaalt zich zowel in het interieur als aan het exterieur door de niet-orthogonale plattegrond van het complex als geheel en de ruimtes afzonderlijk. Hoge bouwhistorische waarde vanwege de relatie tussen de hoofdstructuur van de bouwlagen (uit circa 1790) en de oudere kelderstructuur (17e eeuw of ouder).

 

Huidige pand

In 1848 verkoopt Theodorus Gast Oelemarkt 10 aan de uit Kessenich afkomstige koopman en tabaksfabrikant Theodorus Hermans. Sinds enkele jaren (1840) heeft hij een tabaksfabriek aan zijn toenmalige woning in de Maasstraat. Naast fabrikant handelt hij ook in voedings- en genotsmiddelen. Vanaf 1848 vestigt Hermans zich aan de Oelemarkt. Voordat ze hun intrek in het pand nemen, wordt de brouwerij verbouwd tot tabaksfabriek. Daarnaast wordt er een chicoreifabriek ingericht. De zaken gaan blijkbaar goed, want in 1863 wordt er, op de locatie van de voormalige kleine schuur, een nieuw, groot bedrijfspand opgetrokken. Om het steeds groter wordende complex beter te ontsluiten, vraagt en krijgt Hermans toestemming voor het plaatsen van een poort aan de stadswal (de huidige Emmasingel), zodat hij het bedrijf over de stadswal kon bereiken.

 

In 1876 begint Hubert met de grootschalige verbouwing van het hoofdhuis. Het gebouw krijgt op dat moment haar huidige karakteristiek. De werkzaamheden van 1876 bestonden uit:

  • Het aanpassen van de bestaande voorgevel in sober classicistische stijl (baksteenarchitectuur) tot Empire gevel, door middel van het aanbrengen van een rijk gedecoreerde, gestucte façade.
  • Het dichtzetten van de poortdoorgang aan de rechter zijde (het pand ten zuiden is ook eigendom geworden van Hermans en de ontsluiting vindt vanaf nu ten zuiden van het pand plaatst.
  • Het vervangen van het schilddak door een geknikt dak met afgestompte torens in Franse stijl.
  • Het pleisteren van alle gevels die zichtbaar waren vanaf de straat of vanaf het erf. 
  • Het geheel opnieuw uitmonsteren van het interieur: plafonds, schouwen, vloeren, trappenhuis, deuren, etc. 

Bedrijvigheid

Het complex heeft gedurende haar geschiedenis wonen en werken gecombineerd. De oudste naam, de Blauwe Hand, verwijst naar een blauwververij die hier heeft gezeten. In de late achttiende en eerste helft van de negentiende eeuw was er een brouwerij gevestigd en in de tweede helft van de negentiende eeuw(tot ver in de twintigste eeuw) was het achterterrein het toneel van een tabaksfabriek, groothandel in koloniale waren, een azijnfabriek en een koffiebranderij. Het pand is daarmee representatief voor het ambachtelijke karakter dat de Oelemarkt altijd heeft gekend en vormt hierbinnen lange tijd de belangrijkste speler. Van de activiteiten die op het achterterrein hebben plaatsgevonden (en die de bron zijn geweest voor de welvaart die de familie heeft gemaakt in de negentiende eeuw) is niets meer bewaard gebleven. 

De poort rechts van de woning kan nog worden beschouwd als een relict van dit bedrijventerrein: via deze poort betrad men een wereld van bedrijvigheid waar men, als men over de straat liep, nauwelijks weet van had. De poort was bovendien het uithangbord van de activiteiten die hier plaatsvonden (bedrijfsnaam op het timpaan en activiteiten op het fries).