Oude Pastorie Beek

Ursulinenklooster, Langstraat Weert bouwhistorisch onderzoek herbestemming gemeentelijk monument

De Oude Pastorie

Oude Pastorie 25 Beek

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Stichting het Limburgs Landschap

 

Uitvoering

Cultuur- en bouwhistorisch onderzoek

2011


Gelegen in een weiland langs de verbindingsweg tussen de kernen Beek en Neerbeek, bevindt zich een in slechte staat verkerend bouwvolume dat volgens een inscriptie op een hardstenen gevelsteen in 1781 is gebouwd. Dit gebouw staat bekend als de Oude Pastorie. Het volume, een rijksmonument, vormt slechts een klein gedeelte van een veel groter complex. De huidige situatie is in de loop van de negentiende eeuw ontstaan. Zoals zal blijken is de geschiedenis terug te voeren tot de Hoge Middeleeuwen en vormde deze locatie een Vroenhof van de Heeren van Beek en later de Duitse Orde. Stichting Limburgs Landschap wil de Oude Pastorie restaureren, het complex ontwikkelen en het bijbehorende perceel herinrichten.

 

Vroenhof en pastorie

De Oude Pastorie/Vroenhof heeft een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Het was al in de twaalfde eeuw de zetel van de heerlijkheid Beek en vormde dus het bestuurlijk hart van Beek. Hoewel van het oorspronkelijke versterkte huis niets meer aanwezig is (bovengronds), herinneren de relicten van de voormalige voorhof en met name de omgrachting nog aan het belang van deze locatie. De Vroenhof wordt in 1293 bezit van de Duitse Orde. Deze orde verkrijgt hiermee een belangrijk complex dat zowel een bestuurlijke als agrarische functie had: de Vroenhof was tevens de centrumboerderij van een groot domeingoed. De orde leverde tevens, tot de Franse tijd de pastoors van Beek. Om deze reden werd op de Vroenhof in de zeventiende eeuw een pastorie opgericht. Deze pastorie was, vergeleken met andere soortgelijke gebouwen opvallend groot, zeker nadat pastoor Kerkhofs het gebouw in het laatste kwart van de achttiende eeuw uitbreidt. Hieruit blijkt dat de pastoors een vooraanstaande positie innamen en dit aan de hand van de architectuur van de pastorie ook uitdroegen. De nu nog aanwezige bebouwing vormt een organisch ontstaan geheel waarbij elementen uit zowel de zeventiende als achttiende, negentiende en twintigste eeuw zijn aan te treffen. De kern van het gebouw, bestaande uit de vleugel uit 1781 en een uitbreiding (tegen de gevel met relicten van een stookplaats uit circa 1675) uit de tweede helft van de negentiende eeuw heeft een (zeer) hoge bouwhistorische waarde.

 

Ontwikkelingsgeschiedenis

 

Twaalfde eeuw-circa 1675

De Vroenhof was al in de twaalfde eeuw de zetel van de heerlijkheid Beek (bezit van de heren van Valkenburg) en was in 1293 overgedragen aan de invloedrijke internationaal opererende Duitse Orde. De gracht van het complex vormt het oudste relict van de Vroenhof en is vermoedelijk terug te voeren tot het begin van de dertiende eeuw, als er wordt gesproken over de ‘villa van Neerbeek’, de zetel van de heerlijkheid Beek. De gracht is in de jaren twintig van de twintigste eeuw drooggelegd. Vandaag de dag is deze slechts deels herkenbaar in het landschap.Hoewel er geen sporen meer in het landschap zichtbaar zijn, of bronnen die verwijzen naar de aanwezigheid van een versterkt huis, is het gezien de status van de Vroenhof (zetel van de heerlijkheid) en de ligging van de bebouwing op de minuutkaart (aan de voorzijde van het terrein) waarschijnlijk dat hier al in de dertiende eeuw sprake is geweest van een versterkt huis. Dit zal met name een bestuurlijke functie hebben gehad: gelet op de periode waarin wordt gesproken over de zetel van de heerlijkheid zal dit in verschijningsvorm de karakteristiek van een woontoren hebben gekend. Wanneer deze woontoren is verdwenen, is onbekend. Gedurende proefboringen die in het begin van 2012 zijn uitgevoerd zijn ter plekke van de veronderstelde woontoren archeologische sporen aangetroffen. Vóór de woontoren stond vermoedelijk al in de Middeleeuwen een voorhof. Dit gebouw is in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw meerdere malen verbouwd en uitgebreid. De volumes die vandaag de dag nog aanwezig zij, geven enig inzicht in de locatie en omvang van de voorhof.

 

1675-1700

Tot het laatste kwart van de zeventiende eeuw heeft in het (nu verdwenen) hoofdvolume een poortgebouw gezeten. Dit lag in het verlengde van de oprijlaan van het complex. Deze poort is in 1675-1700 verdwenen als de voorhof door toenmalig pastoor Henckel werd verbouwd tot pastorie. De verbouwde vleugel, met tenminste delen in vakwerk uitgevoerd, had een hoog boven het maaiveld liggende bel-etage met karakteristieke zeventiende-eeuwse stookplaats in het meest zuidwestelijke vertrek. Sporen van deze stookplaats zijn nog steeds zichtbaar.

 

1775-1781

In het laatste kwart van de achttiende eeuw krijgt het pand zijn U-vormige plattegrond. De verbouwing en uitbreiding van het bestaande complex wordt gerealiseerd door pastoor Kerkhofs. De U-vormige opzet is karakteristiek voor de laat-achttiende-eeuwse (Limburgse) architectuur, waarbij sprake was van een hoger centraal volume en twee haaks erop geplaatste lagere volumes. De verdwenen vleugel aan de noordoostzijde werd in 1775 opgetrokken. Het nu nog aanwezige haaks op de straat staande volume is in 1781 gebouwd en huisvestte een bakhuis (met kleine brouwerij) en stallen. De voorgevel werd in baksteen opgetrokken. De overige gevels werden in vakwerk uitgevoerd. Het vakwerkspant in het interieur bestaat uit hergebruikt materiaal van aanzienlijke ouderdom en is vermoedelijk terug te voeren tot de Middeleeuwen. In de hoofdvleugel voert pastoor Kerkhofs ook enkele wijzigingen door, waaronder het vervangen van de grote stookplaats door een kleinere haard en het dichtzetten van enkele gevelopeningen. De grote kavel binnen de gracht was in gebruik als tuin, evenals een perceel ten noordoosten van de oprijlaan. De overige kavels waren ingericht als boomgaard. Het gehele eigendom was omzoomd door een haag.

 

1860-1900

De Oude Pastorie wordt rond 1860 verkocht aan de familie Crombag. Of er dan sprake is van een nog in goede staat verkerend volume of dat de familie het gebouw aankocht vanwege de bijbehorende grond, is onduidelijk. De hoofdvleugel en de noordoostelijke zijvleugel werden gesloopt of zijn ingestort en opgeruimd. De zuidwestelijke vleugel werd verbouwd. Het huidige, parallel aan de straat gelegen volume werd opgetrokken. Het was in gebruik als stallen, zoals blijkt uit de nog aanwezige, dichtgemetselde staldeuren in de ‘binnenmuur’. Het haaks op de straat staand gebouw bleef behouden, maar werd aangepast. De vakwerk zijgevels werden hierbij ingekort. Bij de werkzaamheden is gebruik gemaakt van hergebruikt materiaal.

 

1900-1920

Omstreeks 1900 werd de noordoostelijke vakwerkgevel vervangen door de huidige gevel met poort, staldeur en hooiluiken. Tegen de zuidwestelijke gevel werd een sjop gebouwd, waarbij de gordingen bestaan uit hergebruikt materiaal.

 

1955

De noordwestelijke vakwerkgevel werd in 1955 verwijderd. Er werd een kleine uitbouw gerealiseerd, uitgevoerd in cementbetonblokken. In de stal werd een betonnen voedergoot aangebracht.