PNEM-gebouw Den Bosch

PNEM gebouw Den Bosch, architectuurhistorisch onderzoek, architect C.H. de Bever

PNEM-gebouw

Vlijmenseweg ’s Hertogenbosch

Geen status

 

Opdrachtgever

De Bever Architecten bna

 

Uitvoering

Architectuurhistorisch onderzoek

2004


De entree van 's-Hertogenbosch wordt, wanneer men de stad vanuit het zuiden per auto of per trein binnenkomen, gedomineerd door het PNEM-gebouw, dat zich in de bocht van de Vlijmenseweg als een burcht manifesteert. Het door de Eindhovense architect C.H. de Bever ontworpen complex voor de PNEM is vanaf 1953 tot stand gekomen en is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van de stad en de wijk in de periode na de Tweede Wereldoorlog. De locatie benadrukt niet alleen de macht en het belang van de elektriciteitsindustrie tijdens de Wederopbouw, maar onderstreept ook de vooruitstrevende positie van 's-Hertogenbosch in die tijd. Aangezien het complex als geheel te jong was om beschermd te worden als rijksmonument en een beschermingsprocedure op grond van de gemeentelijke monumentenverordening eerder geen effect mocht sorteren, hebben de erven van De Bever besloten tot een requiem door middel van het rapport. Essent, de huidige eigenaar van het voormalige PNEM-gebouw heeft in 2005 een begin gemaakt met een grootschalige verbouwing van het complex (voltooid in 2006). Hierbij is het bedrijfsgebouw volledig afgebroken en het kantoorgebouw voor een aanzienlijk deel in nieuwbouw omkapseld.

 

Typologie

Het PNEM-gebouw staat in een traditie van elektriciteitscentralearchitectuur die is in te delen in een tweetal groepen. Enerzijds zijn er de centrales, de kathedralen van de twintigste eeuw. Waar in het begin van de eeuw baksteenbouw nog de regel was, ontstaat in de jaren dertig en met name de naoorlogse jaren een toenemende rol voor moderne technieken en materialen (skeletbouw en beton). Anderzijds blijft bij de kantoorgebouwen van de elektriciteitscentrales representativiteit het belangrijkste oogmerk. Typologisch past het PNEM-gebouw bij uitstek binnen het genre van de directiepaleizen die een duidelijke representatieve functie hadden als uitingen van de macht en het belang van de elektriciteitsmaatschappij. Het PNEM-gebouw is zowel het laatste als het grootste voorbeeld van een dergelijke monumentale, representatieve architectuur bij elektriciteitskantoren.

 

Kantoorgebouw in Delftse School

Het in de periode 1952-1956 gebouwde PNEM-kantorencomplex, naar ontwerp van C.H. de Bever, is een prominent voorbeeld van zowel de naoorlogse baksteenarchitectuur, zoals deze door de Delftse School werd gepropageerd, als de representatieve architectuur die werd toegepast bij de bouw van kantoorgebouwen, kerkelijke gebouwen en openbare gebouwen. De enorme groei van de Brabantse elektriciteitssector in met name de periode van de Wederopbouw leidde tot de noodzaak het administratieve systeem van de maatschappij in een nieuw te bouwen complex onder te brengen. Het uiteindelijke resultaat bestond uit twee monumentale panden, die door middel van een schakelstuk met elkaar werden verbonden. Door middel van moderne materialen en technieken, in de vorm van beton, staalskelet en TL-verlichting wist De Bever de traditionele vormentaal in beide gebouwen consequent door te voeren. Door de representatieve locatie van het ensemble en het gesloten karakter van het geheel staat het gebouw als een trots monument van de prominente positie van de PNEM en de Wederopbouw van Noord-Brabant.

 

Beide gebouwen zijn in baksteen opgetrokken. De natuursteen basaltlava is gebruikt voor de bekleding van plinten, klokkentoren en vensters. Kenmerkend is het ritme van de vensterassen waarbij de staande vensters door muurdammen van elkaar worden gescheiden. Deze vensterassen zijn over het gehele complex toegepast en ontbreken alleen bij de in het bedrijfsgebouw aanwezige dienstwoningen, waar ze zijn vervangen door  romaanse bogen. De goot die de omlopende schilddaken omsluit is in het muurwerk opgenomen, waardoor er geen gootlijst is aangebracht. In plaats hiervan is een eenvoudige in basaltlava uitgevoerde afsluitende lijst geplaatst. De donkere kleur van de dakpannen sluit goed aan bij de grijs-zwarte kleur van de basaltlava. Het administratiegebouw, ook wel de ‘burcht’ of de ‘abdij’ genoemd, wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van twee ronde trappentorens en een grote klokkentoren.

 

Het complex is in de afgelopen vijftig jaar bijna niet veranderd. De hoofdopzet is ongewijzigd gebleven, waarbij de monumentaliteit van de gebouwen door de ligging op een open terrein wordt benadrukt. De grootste wijzigingen hebben plaatsgevonden ten behoeve van de betreding van het gebouw. De oorspronkelijke drieledige hoofdingang heeft plaatsgemaakt voor een modern portiek en in het bedrijfsgebouw is de voorgevel opengebroken voor de plaatsing van een grote glazen ingangspartij. Desalniettemin blijft het complex in zijn totaliteit representatief voor de typologie van het elektriciteitskantoor en de vormentaal van de Delftse School. De monumentaliteit en de allure, die ook vandaag de dag nog door beide gebouwen wordt uitgestraald, is mede te danken aan het feit dat zij nog steeds vrij staan en niet zijn ingebouwd in latere toevoegingen of aanbouwen. Wanneer men vanuit het zuiden ’s-Hertogenbosch benadert doemt het PNEM-gebouw net als vijftig jaar geleden als een burcht op en wordt niet alleen een statement gemaakt voor de kracht van de PNEM, of tegenwoordig Essent, maar geldt zij ook als een visueel visitekaartje voor de bezoekers van ’s-Hertogenbosch.

 

Zoals eeuwen geleden bezoekers van de stad werden getroffen door de fraaie vestingwerken van de stad, waarvan het bastion Oranje dat vroeger nabij de tegenwoordige PNEM ligt, een belangrijk deel uitmaakte, zo vervult dit twintigste eeuwse  ‘machtsymbool’ een soortgelijke functie.