Watermolen kasteel Stein

watermolen kasteel Stein, bouwhistorisch en cultuurhistorisch onderzoek

Watermolen kasteel Stein

Ondergenhousweg 15 Stein

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Particuliere eigenaar

 

Uitvoering

Bouwhistorisch onderzoek

2017


Gelegen ten zuidwesten van het historisch centrum van Stein, ligt de voormalige watermolen Ondergenhousweg 15. Dit complex, bestaande uit een woonhuis (de voormalige watermolen) en twee schuren, vormt tegenwoordig brouwerij De Fontein. Van oorsprong was de watermolen eigendom van het meteen ten zuiden gelegen kasteel. Het waterrad is, evenals alle bijbehorende (landschappelijke) elementen al aan het begin van de negentiende eeuw verdwenen. De huidige eigenaar heeft de intentie de voormalige watermolen bij de horeca van de brouwerij te betrekken. In het kader van een wijziging van de al vergunde werkzaamheden (2011), stelde de gemeente dat een bouwhistorisch onderzoek diende te worden aangeleverd.

 

Veel verbouwingen

Over het ontstaan van de watermolen is weinig bekend. In de gevels is een tweetal gevelstenen aangebracht, voorzien van de jaartallen 1729 (oostgevel) en 1785 (noordgevel). Verder is bij werkzaamheden een moerbalk onder het huidige vloerniveau aangetroffen met daarin het jaar 1685 gekerfd. De gevelstenen hebben betrekking op verbouwingen van het pand. Naar alle waarschijnlijkheid hebben we hier te maken met een pand met een zeventiende-eeuwse of nog oudere kern die in fases is versteend. Er zijn diverse aanwijzingen dat ten minste delen van het pand waren uitgevoerd in vakwerk. Niet alleen elementen die nog in situ aanwezig zijn, maar ook onderdelen die lijken te zijn hergebruikt. Verder lijkt de wijze waarop het oostelijke spant is opgezet sterk te zijn beïnvloed door de vakwerkbouw. Hoewel de balk met het jaartal 1685 duidelijk niet op de oorspronkelijke plek ligt, is deze waarschijnlijk wel afkomstig uit het pand (hergebruikt) en zou de datum kunnen duiden op de oorspronkelijke ontstaansgeschiedenis van het volume.

 

De oudste gevel van het huidige gebouw betreft het rechter gedeelte van de noordgevel. Deze gevel met haar mergel banden (Maaslandse renaissance) is wat betreft toepassing in de zeventiende of het begin van de achttiende eeuw te plaatsen. Aangezien de oostgevel duidelijk later is toegevoegd, kunnen we ervan uitgaan dat de achtergevel vóór 1729 is ontstaan. Ook een deels nog aanwezige mergel waterlijst (met profiel) past wat betreft datering in de zeventiende eeuw. De aanwezigheid van een mergel band net boven het maaiveld aan de linkerzijde van de achtergevel en een mergel band in het zuidelijk deel van de oostgevel (aan de binnenzijde), doen vermoeden dat ook hier sprake is geweest van een in Maaslandse renaissance uitgevoerde opbouw. Het kan ook zijn geweest dat er sprake is geweest van een stenen voet waarop een vakwerk opbouw heeft gestaan.

 

Een tweede bouwfase bij het pand waarvan het jaartal bekend is, heeft plaatsgevonden in 1785. Hoewel de jaarsteen in de gevel met mergelbanden is geplaatst, heeft dit vrijwel zeker betrekking op het rechter deel van de achtergevel, de westgevel en de zuidwest hoek.

 

Watermolen

De watermolen heeft al ruim 2 eeuwen geleden haar functie verloren. In de huidige opzet zijn er nauwelijks sporen die herinneren aan de oorspronkelijke functie. Uit het onderzoek is gebleken dat er toch nog enkele aanwijzingen zijn die inzicht geven in de oorspronkelijke opzet. Deze liggen grotendeels verscholen onder het maaiveld. Bij graafwerkzaamheden aan de achterzijde zijn grote delen van de in mergel opgetrokken bekisting van het oorspronkelijke waterrad aangetroffen. Deze bekisting loopt door tot ruim twee meter onder het maaiveld. Ook de fundering van het rechter gedeelte van de achtergevel, daar waar het water afstroomde en werd overkluisd, is sprake van een mergel voet (voor zover zichtbaar). In het interieur is onder de huidige vloer de ronding van het voormalige asgat zichtbaar. Verder is aan weerszijde een staafanker behouden dat deel uitmaakte van de bekisting van het aswiel. In de provinciale archieven staat vermeld dat de molen (in de negentiende eeuw) een rad had met een diameter van 4,18 meter en een breedte van 56 centimeter. De mergel bekisting is echter aanzienlijk breder. Het is dan ook vrijwel zeker dat binnen de bekisting een afslagtak heeft gelegen waar het water doorheen kon lopen als de molen niet in gebruik was.

 

In het interieur heeft de eigenaar de ruimte onder de balklaag tot circa één meter weggegraven. Hierbij is geen vloer aangetroffen. Het is mogelijk dat de vloer nog lager ligt en dat de hele maalstoel van het gangwerk op een keldervloer stond. Het is echter meer aannemelijk dat het aswiel in een uitsparing in de vloer lag. De lange ankers zijn hier een duidelijke aanwijzing van: sporen van een oude bekisting voor het aswiel. De voormalige maalvloer wordt gevormd door de huidige vloer (de huidige balklaag is, met uitzondering van de balk met het jaartal 1685, niet oorspronkelijk). De strijkbalken in de noord- en oostgevel houden vrijwel zeker verband met de maalstoel. Gelet op de verankering van de balken door middel van forse ankers, zal hier een balklaag hebben gelegen waarop de koppels steen hebben gestaan.

 

Als we kijken naar het terrein ten oosten van de molen, vanwaar de molen werd gevoed, dan zien we dat dit aanzienlijk hoger ligt. In de negentiende eeuw was het weiland ten oosten van de molen ingericht als molenvijver. Kijkende naar het hoogteverschil, in relatie tot de helling die het water zal hebben afgelopen vanaf de vijver, is er vrijwel zeker sprake geweest van een bovenslagmolen. Hierbij valt het water van bovenop, via een zogenaamde kanjel op het waterrad. De mergelstenen aanzet die tijdens de werkzaamheden is aangetroffen tegen de noordoosthoek van het pand, is vrijwel zeker de muur waarop de kanjel heeft gelegen.