Frans Douvenstraat Roermond

Frans Douvenstraat Roermond, woonhuis Pierre Cuypers

Personeelshuisvesting atelier Cuypers-Stoltzenberg

Frans Douvenstraat 9-11 Roermond

rijksmonument

 

Opdrachtgever

V&V Beheer

 

Uitvoering

Cultuur- en bouwhistorisch onderzoek

2018

 

Architect

Satijnplus Architecten


Frans Douvenstraat 9-11 bevindt zich in de wijk Roerzicht, ten westen van het voormalige atelier Cuypers-Stoltzenberg. De woningen aan de Frans Douvenstraat en Pierre Cuypersstraat zijn de eerste woningen die in dit deel van Roermond werden opgericht. De bebouwing presenteert zich als één architectonisch samenhangende, gesloten gevelwand. Frans Douvenstraat 9 vormt hierbinnen door zijn afwijkende hoogte en dakoriëntatie een opvallend accent. Frans Douvenstraat 9-11 wordt gevormd door van oorsprong twee aparte objecten die in de loop van de twintigste eeuw zijn samengevoegd. Nummer 11 was, net als de andere volumes in de gevelwand, een eengezinswoning. Nummer 9 was oorspronkelijk een gezellenhuis, waar de vrijgezellen mannen die in het atelier werkten, een gezamenlijk onderkomen hadden.

 

Pierre Cuypers

Pierre Cuypers is de meest vooraanstaande architect die de negentiende eeuw heeft voortgebracht. Diens oeuvre en invloed op meerdere generatie architecten die bij Cuypers in de leer zijn gegaan, draagt in hoge mate bij aan het straatbeeld van menig Nederlandse stad. Cuypers richtte in 1852 samen met François Stoltzenberg het nog steeds aanwezige atelier aan de Andersonweg op. In 1880 stelt Pierre Cuypers de plannen op om op het dan nog vrijliggende terrein ten westen van zijn atelier een reeks woningen te realiseren. Deze woningen waren bestemd voor zijn (hogere) personeel, maar ook familieleden en andere leden uit de hogere middenklasse (onder andere leraren en militairen) vonden hier hun thuis.

 

Het idee dat Cuypers huisvesting voor zijn (hogere) personeel realiseert, past binnen de traditie van de cité ouvrière. Het concept van het cité ouvrière ontstond in de negentiende eeuw. Hierbij richtte industriële complexen of gebouwen op, waar zijn personeel kon wonen. Deels werd deze huisvesting opgericht vanuit een filantropisch oogpunt. Deels was het ook pragmatisch, omdat er dan controle kon worden gehouden over het personeel en omdat een gezonde werknemer beter presteerde. De huisvesting had vooral economische belangen. Dit vertaalde zich in de architectuur waarbij de nadruk lag op de ‘woonbaarheid’ en niet zozeer op de ‘leefbaarheid’ van een wijk. De woningen waren vaak klein en faciliteiten lieten te wensen over, wat leidde tot sociale onrust, onhygiënische toestanden et cetera. Algemeen beschouwd vond vanaf 1890 een kentering plaatst. Onder invloed van architecten en stedenbouwkundigen werd geprobeerd leefgemeenschappen te creëren. Als voorbeeld hiervoor werd gekeken naar de Engelse tuindorpgedachte die in 1898 door Ebenezer Howard werd geformuleerd in Garden Cities of Tomorrow en in vele landen als de blauwdruk ging dienen voor nieuwe woonwijken. In eerste instantie werd dit alleen gedaan door industriëlen (bijvoorbeeld Philipsdorp in Eindhoven en de mijnwerkerskolonies in het zuiden). Hoewel de huisvesting van Cuypers niet kan worden beschouwd als een voorbeeld van een tuindorp, kan het wel worden gezien als een zeer vroeg voorbeeld van een personeelshuisvesting waarbij ‘leefbaarheid’ een grote rol speelde. De woningen waren ruim van opzet en hadden alle een eigen, grote tuin.

 

Frans Douvenstraat 9 en 11 hebben een zeer hoge typologische waarde als onderdeel van het ensemble aan de Frans Douvenstraat en Pierre Cuypersstraat (en met het atelier Cuypers-Stolzenberg). Daar waar de overige panden in de straat tot de dag van vandaag woonhuizen zijn gebleven, hebben de nummers 9 en 11 in de loop van de jaren andere functies gekregen, te weten als ziekenhuis (1915-1957), tehuis voor langdurige zorg (1959-1962), penitentiaire inrichting en huis voor dak- en thuislozen jongeren (1962-2015). Al deze functiewijzigingen hebben veranderingen aan het gebouw met zich meegebracht. Door deze veranderingen is de authenticiteit van nummer 9 en 11 aangetast.

 

Voorgevel

De ingreep met de grootste impact op de belevingswaarde van nummers 9 en 11 specifiek, maar ook de gevelwand als geheel, is de plaatsing van de huidige pui in 1957. Hoewel de pui /entree in materialisatie en vormgeving kenmerkend is voor de wederopbouwperiode en als zodanig ook enige historische waarde vertegenwoordigd, vormt de pui binnen de context van de gevelwand als geheel een storende factor: het repeterende karakter en de gaafheid van de gevelwand als geheel wordt hierdoor ernstig verstoord. Uit het onderzoek is gebleken dat de gevel van nummer 9 in 1957 op de begane grond en in de geveltop een nieuwe invulling heeft gekregen. Het gegeven dat hierbij de structuur van de bestaande gevel (en de gevelwand als geheel) als uitgangspunt is genomen, draagt eraan bij dat deze aanpassing goed aansluit binnen het aanzicht. Niettemin is deze niet in lijn met de oorspronkelijke opzet, waarbij nummer 9 juist een accent binnen de gevelwand vormt. Bij de nieuwe vensters is een soortgelijke rondboog toegepast als bij de vensters in de overige woningen. De invulling is echter bij alle vensters identiek uitgevoerd (op de eerste verdieping is de bestaande invulling vervangen). Hierdoor ontstaat een afwijkend beeld: juist binnen de repeterende ritmiek van de gevelwand als geheel, waren de boogvullingen de opvallende variabele. De boogvullingen bij nummer 9 zijn bovendien niet teruggeplaatst, maar liggen gelijk met het muurwerk. Hoewel vermoedelijk vanuit een goed bedoelde intentie uitgedacht, is de uitwerking, juist door het verschil met de overige panden, afwijkend en daarmee enigszins verstorend.

 

Aanbouwen

De aanbouwen aan de achterzijde zijn in verschillende fasen gerealiseerd. De oorspronkelijke opzet is nog herkenbaar binnen de bestaande situatie (ook door vergelijking met de aanbouwen van de aangrenzende woningen). Niet alleen is de oorspronkelijke aanbouw naar boven en naar achter toe uitgebreid, ook is de gevelindeling (aan alle zijden) gewijzigd en is de interne structuur (de indeling in twee aparte aanbouwen) op de begane grond geheel en op de verdieping deels verdwenen. In de huidige opzet verstoort het bovendien het aanzicht op de achtergevels van nummers 9 en 11 (ook vanwege de opbouw op het dak van nummer 11) en het aanzicht van de achterzijde van de gevelwand van de Frans Douvenstraat als geheel.

 

Interieur

Ondanks de vele aanpassingen in het interieur, is de oorspronkelijke hoofdstructuur van de kamers nog wel herkenbaar. De leesbaarheid/belevingswaarde hiervan is door de vele aanpassingen en invullingen in de tweede helft van de vorige eeuw in het gedrang gekomen. De grootste impact op de belevingswaarde van de oorspronkelijke structuur, is centrale logistiek, bestaande uit de hal, de overlopen op de verdiepingen en de grote, centraal geplaatste trappartij (waarvan de centrale vlucht deels over de voormalige scheidende muur tussen 9 en 11 loopt). Door deze opzet is niet meer beleefbaar dat er tot 1942 sprake was van twee aparte woningen.