Grathemermolen

Grathemermolen, watermolen Grathem, rijksmonument

Grathemermolen

Brugstraat 13 Grathem

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Stichting het Limburgs Landschap

 

Uitvoering

Cultuur- en bouwhistorisch onderzoek

2018 

 

Architect

Stadsherstel Limburg


Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Stichting het Limburgs Landschap en zal als onderlegger dienen voor de beoogde restauratie, verbouwing en herbestemming van de watermolen met boerderij.

 

Architectuur en bouwhistorie

De Grathemermolen is in haar huidige verschijningsvorm representatief voor de bouwfase uit 1874. Voorheen was sprake van een traditionele opzet van een molen en daaraan gekoppelde boerderij. Als in 1874 het complex particulier eigendom wordt, drukt de toenmalige molenaar, Louis Schreurs, zijn stempel op de Grathemermolen en ontstaat een gebouw met een haast stadse allure. Representativiteit van de status van Schreurs lijkt de drijfveer voor de huidige opzet te zijn. Dat blijkt nog meer uit de oude foto’s van de watermolen, waarop niet alleen de woning, maar ook de molen zelf de karakteristiek heeft van een woonhuis (waarbij met grote mate van zekerheid vanuit kan worden gegaan dat de stalen vensters een toevoeging uit circa 1900 zijn). Deze woonhuiskarakteristiek wordt nog versterkt door het gegeven dat het waterrad bij de bouw van 1874 binnen de contouren van het complex wordt geplaatst en de molentechniek aan het oog wordt onttrokken.

 

Wat betreft molengebouw zien we dat het complex vanaf circa 1900 een meer industriële uitstraling krijgt door de plaatsing van de stalen vensters en de wijziging van de entree. Met de plaatsing van het nieuwe waterrad en de vervanging en uitbreiding van de sluiswerken in 1995, is aan deze verindustrialisering van het molengebouw, en daarmee het contrast tussen molen en woning een nieuw hoofdstuk toegevoegd.

 

Binnen de huidige context van het laat-negentiende-eeuwse complex, bevindt zich een aantal bouwelementen en –sporen waaruit blijkt dat de geschiedenis van het pand verder teruggaat dan 1874. Bij de molen vertelt met name de noordwestelijke molen van de turbinekamer het verhaal van vóór 1874, waarbij de sporen van het tweede asgat nog laten zien dat er oorspronkelijk een watermolen met twee raderen was. Verder wordt uit de bouwsporen in de molen duidelijk dat de molenaanbouw van een oudere leeftijd is dan de verbouwing uit 1874. Bij het woonhuis met schuur is met name de noordwestelijke gevel van belang. Deze gevel is nog authentiek en te plaatsen in de achttiende eeuw. Ze is representatief voor de traditionele boerderijtypologie met dwarsdeel. Het bloemvenster in het voorhuis vormt hierbij een detonerend element. In het interieur van het voorhuis/woonhuis is de oudste geschiedenis van de voormalige boerderij door de verbouwing uit 1874 vertroebeld geraakt (zij het dat ze in hoofdlijnen nog wel herkenbaar en te reconstrueren), Binnen het woonhuis bevindt zich een aantal historisch waardevolle elementen, uit zowel de achttiende eeuw als uit 1874 en 1900-1925.

 

Een groot aantal bouwsporen en aanwijzingen duidt erop dat het zeer waarschijnlijk is dat het huidige dak en de onderliggende kapconstructie die molen en woning verbindt, uit 1874 dateren. Bij het optrekken van het dak is gebruik gemaakt van hergebruikte spanten, deels afkomstig lijkende uit de voormalige boerderijstructuur (de spanten zijn identiek aan de spanten in het achterhuis). Daar waar de structuur en inrichting van het woonhuis door de jaren heen is gewijzigd, is het achterhuis zowel bij de verbouwing uit 1874 als bij de uitbreidingen uit de periode 1900-1925 ongewijzigd gebleven en heeft het zijn traditionele opzet (deel met tas en stallen) grotendeels behouden. De in 1900-1925 gebouwde varkensstal is wat betreft typologie en datering niet uniek of zeldzaam te noemen. Echter, het gegeven dat de gehele inrichting nog aanwezig is (zowel de structuur als de elementen) maakt dat de varkensstal in zijn huidige opzet bijzonder is.

 

De watermolen

Watermolens in het algemeen hebben vaak een eeuwenoude geschiedenis en zijn van oorsprong verbonden met kerkelijke instellingen en/of de adel. De Grathemermolen wordt voor het eerst genoemd in de dertiende eeuw als leenroerig aan de Abdij van Thorn en van de zeventiende tot halverwege de negentiende eeuw als eigendom van  verschillende (vooraanstaande) adellijke families (en kasteel Groot Buggenum). Als zodanig vertelt de Grathemermolen een verhaal dat de geschiedenis van diverse gebouwen, dorpen/steden en adellijke families verbindt. Een verhaal van een watermolen is een verhaal over het beheren en beheersen van het water. Ook bij de Grathemermolen is deze verbintenis tussen water en gebouw duidelijk af te lezen. De gedocumenteerde ontwikkelingen die vanaf de negentiende eeuw plaats vinden, zijn allemaal reacties op veranderingen in de waterhuishouding, dan wel verbeteringen om uit de bestaande waterhuishouding het optimale rendement te behalen. Het binnen de muren plaatsen van het waterrad, het plaatsen van één groot rad  (610 centimeter doorsnee en een opvallend groot formaat schoepen van 204 bij 125 centimeter ter vervanging van twee kleinere raden), het aanpassen van de ark van onderslagmolen naar middenslagmolen, het vervangen van zes smalle sluizen (twee maalsluizen en vier lossluizen) door één brede maalsluis en twee brede lossluizen, zijn ingrepen die duidelijk zijn doorgevoerd om de molen te optimaliseren. Zo is het een van de eerste, als niet de eerste nog bestaande molen waar sprake was van een inpandige ark en hoewel het rad niet meer aanwezig is, is de ark (nu de turbinekamer) nog representatief voor deze technische innovatie. Deze vooruitstrevende ondernemersgeest blijkt ook uit de ingrepen die in 1915 zijn doorgevoerd, als er een turbine wordt geplaatst. De overgang naar turbines vrijwel alleen in Limburg en is daardoor ook een karakteristiek Limburgs fenomeen. Er werden zowel Girard als de meer efficiënte (en duurdere) Francisturbines toegepast. Laatstgenoemde is ook in de Grathemermolen geplaatst en hoewel de Francisturbine in 1995 door een Girardturbine is vervangen, is het vandaag de dag de enige nog functionerende turbine die een koppel stenen aandrijft (waarbij de ark, de koppel stenen en de tandwieloverbrengingen nog authentiek zijn).

 

Hoewel van nog bescheiden leeftijd, vertelt het verhaal van de maalinrichting uit 1956 een volgende logische stap in deze molenoptimalisatie. Daar waar deze installatie, bestaande uit een reeks over de bouwlagen verspreide machines, die door middel van een reeks aandrijfassen en poelies werden aangedreven en door elevatoren, kokers en filterkolommen met elkaar zijn verbonden, in een groot aantal historische boerderijen is verdwenen, vertelt het een belangrijk cultuurhistorisch en ingenieurshistorisch verhaal. Juist het gegeven dat er van de verschillende fasen nog elementen aanwezig zijn, maken het verhaal van de Grathemermolen uniek en educatief.

 

Bij de laatste grootschalige ingreep in 1995 is technologische ontwikkeling niet zozeer de drijfveer geweest. Deze werkzaamheden zijn veel meer gedreven uit de behoefte om de beleefbaarheid van de watermolen (het verhaal over hoe een watermolen reilt en zeilt inzichtelijk te maken voor bezoekers en belanghebbenden) te vergroten. Het gangwerk dat op dat moment in de Grathemermolen wordt geplaatst is uniek voor Nederland. Echter, binnen de context van de Grathemermolen heeft het gangwerk een beperkte cultuurhistorische waarde. Het waterrad is an sich een fraai voorbeeld van een dergelijk rad en vertegenwoordigt het ambacht dat bij het maken ervan is komen kijken. Echter een rad op deze plek van de molen, is vanuit historisch oogpunt niet te onderbouwen en verzwakt in feite het ‘eigen’ verhaal van de bijzonder (en oude) inpandige ark. Ditzelfde geldt voor de sluiswerken. Hoewel het verhaal van het functioneren van een watermolen inzichtelijker maken, verstoort het sluiswerk wat betreft plaatsing en opzet, en het verstenen van de voorheen groene oevers, de historische karakteristiek die de Grathemermolen tot 1995 kenmerkte.  

 

Algemeen gezegd kan worden geconcludeerd dat bij de werkzaamheden van 1995 de bewuste keuze is gemaakt om het vertellen van het verhaal van watermolens in het algemeen de bovenhand te geven boven het verhaal van de Grathemermolen in het bijzonder.