Huize Ernst Casimir

Huize Ernst Casimir Roermond, architect Eduard Cuypers

Ernst Casimir

Venloseweg 1 Roermond

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Commerciële partij

 

Uitvoering

Bouwhistorisch waardenstelling

2018

 

Architect

Kern Architecten


Net buiten het historisch centrum van Roermond, op de kruising van de Venloseweg/Venlosepoort en Wilhelminaplein/ Wilhelminasingel, ligt het in 1908 gebouwde Huize Ernst Casimir. Het door Eduard Cuypers gebouwde statige herenhuis is een rijksmonument. De eigenaar heeft de intentie het pand te herbestemmen, restaureren en verbouwen tot zorginstelling. Vanwege de monumentale status, stelt de gemeente ten behoeve van de beoogde werkzaamheden als vereiste dat een bouwhistorisch onderzoek naar het pand wordt verricht als onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning. Het onderzoek is, op verzoek van de gemeente uitgevoerd als verdieping van een in 2004 opgestelde quick scan.

 

Eduard Cuypers

Het huis werd in 1908 gebouwd naar een ontwerp van Eduard Cuypers. Eduard was een neef van Pierre J.H. Cuypers en had zijn opleiding ook genoten bij diens oom. Cuypers atelier was in zijn tijd een befaamde leerschool en vele vooraanstaande architecten (zoals de Amsterdamse School architecten De Klerk en Kramer) zijn hier hun carrière begonnen. Cuypers had een veelzijdig bureau. Onder zijn clientèle zaten veel kapitaalkrachtige Nederlanders, zowel ‘oude’ elite als nieuwe rijken en grote instellingen. Opdrachtgever voor Huize Casimir was kantonrechter P. Gerardts. Casimir is kenmerkend voor de grootschalige, moderne landhuisbouw uit het begin van de twintigste eeuw. Het stond oorspronkelijk in een ruim opgezette tuin in zogenaamde gemengde stijl en keek uit over de uiterwaarden van de Maas. In de huidige context, waarbij rondom het huis hoogbouw is gerealiseerd, is het oorspronkelijke aanzien ernstig aangetast.

 

Het ‘moderne’ landhuis

De typologie en esthetica van het ‘moderne’ landhuis wordt in 1916 fraai weergegeven in het (in drie edities) door J.H.W. Leliman en K. Sluyterman uitgebrachte ‘Het moderne landhuis in Nederland’ In dit boek worden de nieuwe inzichten in de landhuisbouw aan de hand van een groot aantal foto’s en plattegronden gepresenteerd. Het overgrote deel van de in het boek opgenomen huizen is opgetrokken in de nieuwe ‘landelijke’ stijl, in meer of mindere mate sterk beïnvloed door de Engelse cottage en landhuisarchitectuur.

 In het werk van Leliman en Sluyterman wordt geconstateerd dat, met name bij de grotere landhuizen en villa’s er een hernieuwde interesse in de laat-zeventiende en achttiende-eeuwse landhuisarchitectuur is: “Later, na omstreeks 1890, maakte deze aanleg in Engeland, althans bij den bouw der grootere landhuizen, plaats voor een streven naar een meer gebonden kompositie in den geest der laat 17de en 18de eeuwse typen, die in menig opzicht verwant zijn aan de gelijktijdige Hollandsche. Eenzelfde ontwikkelingsgang valt ook te bespeuren bij den nieuwen landhuisbouw hier te lande. Worden voor de kleinere landhuizen de ingevingen, nog bij voorkeur direkt of indirekt ontleend aan de landelijke bouwkunst, de grootere verraden in toenemende mate den invloed van de statige laat-renaissance en barok architectuur. Het allereerste voorbeeld in Engeland waar dit zichtbaar is, is het door Richard Norman Shaw (een van de grondleggers van de schilderachtige Engelse landhuisstijl) in 1889 ontworpen Bryanston. Dit gebouw werd in haar tijd met groot enthousiasme ontvangen. Een soortgelijke tendens naar de traditionele, vooral achttiende-eeuwse architectuur zien we in Nederland vanaf 1900.

 

Voor inspiratie kijken architecten niet alleen naar de Nederlandse traditie, maar richt men zich ook op het buitenland. Een grote bijdrage aan deze nieuwe invloeden is te danken aan diverse publicaties die aan het begin van de twintigste eeuw verschenen zoals het boek Um 1800: Architektur und Handwerk im letzten Jahrhundert ihrer traditionellen Entwicklung, van Paul Mebes (1908), Das Englische Haus dat in 1903 werd geschreven door Hermann Muthesius en de publicaties die onder andere H.P. Berlage en L. F. Staal weidden aan de Amerikaanse architectuur. Deze ‘nieuwe’ architectuur wordt gezamenlijk de ‘nieuw historiserende stijl’ genoemd. Binnen deze stijl is niet direct sprake van een eenduidig stilistisch beeld. Wat de architectuur verbindt, is de wijze waarop Nederlandse architecten zich door de buitenlandse invloeden laten inspireren en dit vertalen in en samenvoegen met de eigen traditie. Bij Casimir, maar ook bij bijvoorbeeld Vilsteren (1907) en Hoge Vuursche (1907), alle drie van Eduard Cuypers, Duin en Kruidberg (1907) van J., van Nieukerken en De Wychter (1907) van J.H. Hanrath voert de laat-renaissance typologie de boventoon. Dit uit zich vooral in het gebruik van dwarskappen met trap- en klokgevels.

 

Deze historiserende stijl had voor de nieuwe elite ook een symbolische/ideologische betekenis. Enerzijds konden ze zich door deze vaak landhuis- of kasteelachtige gebouwen meten aan de oude elite (adel), anderzijds refereerde men aan de hoogtijdagen van de gegoede burgers, de kooplieden en entrepreneurs die in de zeventiende eeuw van de Nederlanden een wereldmacht wisten te maken. Ook de benaming van het huis als Huize Ernst Casimir (een voornaam veldmaarschalk van het Staatse Leger uit de Tachtigjarige Oorlog, die in 1632 te Roermond komt te overlijden), kan worden gezien als een wijze om een huis met de oude adel te verbinden