Retraitehuis-villa Mallmann
Kapellerlaan 36-40 Roermond
rijksmonument
Opdrachtgever
Thijs Hendriks Architekt
Uitvoering
Bouwhistorisch onderzoek
2018
Gelegen aan de Kapellerlaan, de historische verbindingsweg die het stadscentrum met de Kapel in ’t Zand verbond, ligt het grootschalige eclectische Kapellerlaan 36-40. Dit pand, gebouwd aan het eind van de negentiende eeuw als villa en aan het begin van de twintigste eeuw uitgebreid en herbestemd tot retraitehuis, is een gemeentelijk monument. De opdrachtgever voor onderhavig onderzoek heeft de intentie om het gemeentelijk monument aan te kopen, te restaureren en herbestemmen tot appartementen. Ten behoeve van de beoogde werkzaamheden stelt de gemeente als vereiste dat een bouwhistorisch onderzoek wordt verricht als onderdeel van het vergunningentraject.
Van villa naar retraitehuis
Rond 1890 werd aan de zuidoost zijde van de Kapellerlaan een villa gebouwd die in omvang de panden in haar omgeving ruimschoots evenaarde. De villa werd opgericht in opdracht van industrieel Willem Mallmann. Mallmann richtte aan het eind van de negentiende eeuw een chemische parfumerie fabriek op. In de negentiende eeuw ontdekte men een synthetische wijze om de geurstof muskus te vervaardigen. Het productieproces van dit zeer winstgevende product was gepatenteerd maar het procedé kwam in handen van een Belgische fabrikant, Mallmann. Aangezien het patent wel in België maar niet in Nederland gold, richtte hij in Nederland een fabriek op. Mallmann kocht hiervoor in 1892 een voormalige schoensmeerfabriek op. In 1910 vraagt Mallmann faillissement aan voor zijn fabriek. Kort daarna wordt hij ook persoonlijk failliet verklaart. Hierdoor was hij ook genoodzaakt zijn villa te koop aan te bieden. De villa werd gekocht door de Zusters van de Onze Lieve Vrouwe der Retraite uit Eijsden.
Retraitehuizen ontstonden uit zorg van het welbevinden van de mens. Door het houden van een retraite kon men dichter tot God komen. Een retraite was meestal van korte duur, niet langer dan 30 dagen. Nadat als gevolg van de Franse Revolutie het retraitewerk terrein verloor, kwam vanaf het midden van de negentiende eeuw een opleving tot stand. Het eerste Nederlandse retraitehuis werd in 1877 in Steyl gesticht. In een retraitehuis onttrok de bezoeker zich van de drukte van het dagelijks bestaan. Om deze reden werden alle retraitehuizen buiten de bebouwde kom (en meestal op het platteland) opgericht. Rust was een belangrijk gegeven. Wat dat betreft is het enigszins vreemd dat men in Roermond voor een locatie had gekozen die vrij dicht op de spoorlijn was gelegen.
Het pand
Van het oorspronkelijke plan is alleen nog het hoofdhuis behouden, inclusief het terras aan de achterzijde. Diverse op oude plattegronden en foto’s zichtbare volumes zijn in de loop van de tijd gesloopt. Het hoofdvolume had een vierkanten plattegrond en had een hoog boven het maaiveld geplaatste bel-etage. De architectuur van de villa is kenmerkend voor zijn tijd: een eclectische vormentaal waarin het Frans classicisme de boventoon voert. Nadat de zusters uit Eijsden de villa kochten, lieten ze deze verbouwen tot klooster. De structuur van de villa bleef hierbij behouden, evenals de al aanwezige uitmonstering (plafonds, vloeren, deuren, etc). In de voorkamers werd een kapel ondergebracht, met behoud van de aanwezige interieurelementen. De onderliggende ruimte in het souterrain werd ingericht als refter. Verder werd aan de voorzijde van het huis een veranda geplaatst. Veranda’s zijn een herhaaldelijk terugkerend architectonisch motief bij retraitehuizen. Ze vormden een overgangszone tussen binnen en buiten. Opvallend is dat de veranda aan de vóorzijde van de villa (aan de noordoost zijde) is geplaatst. Normaliter werd deze juist aan de zuidzijde opgetrokken om optimaal te kunnen genieten van het zonlicht. Behalve de verbouwing van de bestaande villa, werd het complex ook uitgebreid. Ten westen van de villa werd in 1912 een nieuwe vleugel opgetrokken. Deze stond los van de villa en werd door middel van een smal koppelstuk met tweede entree met het hoofdhuis verbonden. De nieuwbouw telde drie bouwlagen van gelijke hoogte. De verdiepingen huisveste de slaapvertrekken met een plattegrond waarbij aan weerszijde van een lange gang kleine kamers waren gelegen. Op de begane grond was aan de straatzijde een grotere, gezamenlijke ruimte. Het nieuwe volume werd in eenzelfde architectuur opgetrokken als het hoofdhuis. De vensters hadden eenzelfde opzet (verschil in profilering aan de binnenzijde en het ijzerwerk). De gevel waren wel iets soberder van uitvoering: alleen horizontale schijnvoegen op de eerste verdieping en geen omlijstingen en pilasters op de tweede verdieping.
In 1939 wordt het complex aan de zuidoost zijde uitgebreid met de bouw van een kapel en onderkomen voor de retraitanten. Het volume wordt uitgevoerd in een voor de jaren dertig karakteristieke traditionele stijl. Het pand wordt opgetrokken in een donkerrode baksteen. De nieuwe vleugel telde vier bouwlagen en was geplaatst onder een schilddak. Aan de straatzijde lag de kapel, bestaande uit drie aparte volumes, elk onder een eigen zadeldak. Dit volume is in 2000, samen met de zuidoostelijke vleugel uit 1890 gesloopt. De oorspronkelijke entree in de zijgevel van het volume (dat tegenover de hoofdentree van de villa was gelegen), is bij de bouw van het appartementencomplex op deze locatie, teruggebracht op haar oorspronkelijke plaats.
In 1964 werd de noordwestelijke vleugel uit 1912 naar achter toe uitgebreid met een vierlaags volume onder plat dak. De nieuwbouw werd tegen de achtergevel van het bestaande pand opgetrokken. Hierbij werd de bestaande uitbouw van het trappenhuis eveneens opnieuw opgetrokken. De gevels werden uitgevoerd in baksteen en wit geschilderd. Het definitieve ontwerp voor de uitbreiding omvatte per bouwlaag een nagenoeg vierkanten kamer, een halletje en een lifttoegang.
Geen open haarden
Het interieur van het hoofdhuis is gaaf behouden. Naast de nog aanwezige vloer-, wand- en plafondafwerkingen, trappenhuis en deuren, heeft het huis een bijzonder verwarmingssysteem. De villa heeft geen schouwen of rookkanalen. In plaats daarvan zijn de muren in de gang uitgevoerd als spouwmuur (herkenbaar aan de dikte van de dag). Alle vertrekken, inclusief de gang zijn voorzien van ronde, decoratieve roosters op circa 20 cm boven de vloer. Deze roosters staan in open verbinding met de spouw. Op de zolder zijn de kanalen zichtbaar die zorgde voor een luchtstroom. Ieder ventilatierooster kon worden geopend of gesloten, waardoor de (warme) luchtstroom per kamer kon worden gereguleerd