Steentjeskerk Eindhoven

Steentjeskerk, Antonius van Paduakerk Eindhoven, Groenendael, Pulskens, herbestemming

Sint Antonius van Paduakerk, pastorie en kosterwoning

Antoniusstraat 5-7 Eindhoven

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Gemeente Eindhoven

 

Uitvoering

Cultuur- en architectuurhistorisch onderzoek

2018


Het onderzoek is uitgevoerd in het kader  van de beoogde herbestemming van de Sint Antoniuskerk te Eindhoven. De gemeente Eindhoven heeft Res nova Monumenten gevraagd om een cultuur- en architectuurhistorisch onderzoek naar de kerk te verrichten, waarbij niet alleen de waarden en karakteristiek van de kerk zelf aan bod komen, maar waarbij ook de bijbehorende pastorie en kosterswoning worden betrokken. Daarnaast was het van belang om de ruimtelijke context van de kerk bij het onderzoek te betrekken.

 

Gelegen in Strijp, even ten zuidoosten van het Philipsdorp, ligt de Sint Antonius van Paduakerk, oftewel de Steentjeskerk. De kerk is gebouwd in 1918 naar een ontwerp van architect Hubertus van Groenendael. De bouwpastoor van de kerk was pastoor Petrus Pulskens, die, zoals uit het onderzoek is gebleken, een grote rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het ontwerp.

 

De kerk

De Antoniuskerk was bij de bouw uniek in zijn soort. Niet alleen vanwege de als bouwmateriaal gebruikte Kunrader steen, maar vooral vanwege de opzet van het gebouw. De architectuur van de kerk is een directe verwijzing naar de vroegchristelijke, Zuid-Europese  basilica. Uit het onderzoek is een beeld naar voor gekomen dat Van Groenendael (en Pulskens) zich bij het ontwerp van de kerk zowel wat betreft typologie, als wat betreft samenstelling van volumes en architectonische elementen heeft laten inspireren door de vroegchristelijke basilica. Dit heeft geresulteerd in een gebouw dat in hoofdlijnen correspondeert met de historische voorbeelden. Zoals in het onderzoek wordt omschreven, schetsen de historische voorbeelden uit de vroegchristelijke periode die als inspiratie gediend hebben, in feite een beeld van eeuwenlange ontwikkeling. Dit over de eeuwen gegroeide beeld, en niet de typologie van de eerste, fundamentele basilica, zien we terug bij de Antoniuskerk. De hoofdvorm met een hoog, breed middenschip met lage, smalle zijbeuken, het als afzonderlijke bouwmassa opgezette atrium, de plaatsing van de triomfboog en de zuilenrijen met ionische kapitelen zijn terug te voeren tot de oudste voorbeelden. Aspecten als de klokkentoren, de gevelgeleding door middel van lisenen, de halfronde apsis, de graatgewelven, de arcades tussen schip en zijbeuken en de crypte zijn vroeg-Romaanse elementen. Het cassettenplafond is veelal een renaissance toevoeging (het werd ook al in de Romeinse tijd toegepast).

 

De Steentjeskerk is een van de eerste, zo niet het eerste voorbeeld waarbij deze vroegchristelijke typologie werd toegepast en neemt als zodanig een zeer belangrijke rol in in het Nederlandse kerkenbestand. De keuze voor de basilica kan worden gekoppeld aan de herwaardering van de Romeinse liturgie, vanaf het begin van de twintigste eeuw. De architectuur en typologie van de kerk is als zodanig representatief voor de zoektocht naar een ‘nieuwe’  rooms-katholieke kerkarchitectuur die aan het begin van de twintigste eeuw plaatsvindt en uiteindelijk resulteert in het christocentrische kerkgebouw.

 

Typologisch gezien kent de Antoniuskerk, waarbij op zo een directe wijze wordt verwezen naar de Zuid-Europese, vroegchristelijke kerken, in Nederland geen precedent en ook geen directe navolging. In de jaren dertig zien we kerkgebouwen verschijnen waarbij de (historisch gegroeide) basilica als uitgangspunt gaat dienen (architecten als Cees de Bever en Alphons Boosten). Als zodanig vormt de Steentjeskerk een unicum in het Nederlandse kerkenlandschap.

 

Het interieur van de Antoniuskerk was bij het opdragen van de allereerste mis een blank canvas. Het karakteristiek van het interieur werd (en wordt) bepaald door de witgevel mergel wanden. Pulskens had een rijk uitgevoerd decoratief programma voor ogen. Echter, hij wist dat dit niet meteen voltooid zou kunnen worden en dat hij afhankelijk was van donaties (en dus een lange adem moest hebben) om het decoratief programma uit te kunnen voeren. Hiervoor was het van belang dat de kerk, ook in zijn onvoltooide verschijningsvorm, een fraai ogende vormgeving had. Dit uit zich onder andere in de wijze waarop de tectonische kapitelen zijn opgezet (bedoeld om te worden bewerkt, maar ook in hun solide vorm hebben ze een esthetische waarde) en er onder de vensters blinde panelen zijn aangebracht (bestemd voor mozaïeken). Deze ‘onvoltooide’ interieuresthetica draagt in grote mate bij aan de hoge belevingswaarde van de Antoniuskerk.

 

Een gedeelte van de kapitelen is na de bouw bewerkt. In het koor bevindt zich een serie die dateert uit 1927 en die worden toegeschreven door Math. van de Wiel. De kapitelen in de zijbeuken worden toegeschreven aan Jo Uiterwaal. De iconische kapitelen, die worden gerealiseerd vanaf de jaren dertig, tonen zowel weergaven uit het Oude als Nieuwe Testament, maar ook symbolische representaties en een herdekkingskapiteel naar aanleiding van het vijfentwintigjarig bestaan van de parochie. De gebrandschilderde glas-in-loodvensters dateren alle uit 1945-1946 en zijn afkomstig uit het atelier van Max Weiss (opvolger van Joep Nicolas).

 

Pastorie en kosterwoning

Gelijktijdig met de kerk werd een pastorie opgetrokken. In materialisatie en detaillering zijn er sterke esthetische relaties met het kerkgebouw. De architectuur van de pastorie is echter geënt op de in die tijd vaak bij landhuizen, villa’s en publieke gebouwen toegepaste ‘nieuw historiserende stijl’.

 

Een tweetal jaren na de bouw van de kerk en de pastorie werd de kosterswoning aan de noordwestzijde gerealiseerd. Martinus van Beek, die tijdens de bouw van de kerk als opzichter diende, tekende voor het ontwerp. Het in een Engelse cottagestijl uitgevoerde gebouw complementeerde in materialisatie en vormgeving het Katholieke complex.

 

De compositie van de gebouwen, elk met hun eigen bouwhoogte en massaopbouw, zorgt voor een aangenaam schilderachtig geheel. Deze schilderachtige karakteristiek wordt verder versterkt door het verspringen van de rooilijnen en het spel van transparantie (atrium) en geslotenheid.

 

Steentjeskerk en Philipsdorp

De Antoniuskerk is gebouwd als parochiekerk voor het snel groeiende Philipsdorp. Binnen het stedenbouwkundig plan van het Philipsdorp was geen plaats voor een kerk opgenomen, temeer omdat het dorp in eerste instantie op de St. Trudokerk was gericht (na de aanleg van het eerste deel van het dorp in 1910). De Antoniuskerk neemt een belangrijke rol in in de ontwikkelingsgeschiedenis van het stedelijk weefsel van Eindhoven. De oudste kerken zijn veelal organisch ontstaan, waarbij, als een gehucht groot genoeg was geworden, er een kerk werd opgericht. Vanaf de jaren twintig, na de introductie van het stedenbouwkundig plan van Koolen in 1921, wordt het stedenbouwkundig concept van de parochiewijk bepalend. Hierbij neemt de kerk een centrale plek in de stedenbouwkundige ontwikkeling van nieuwe wijken (zowel letterlijk vaak in het centrum, maar ook door middel van zichtlijnen speelt de kerk een belangrijke rol in het straatbeeld). De Antoniuskerk is gebouwd als parochiekerk voor een voltooide nieuwe wijk (één van de vroegste stedenbouwkundige projecten in Nederland), maar maakt hier stedenbouwkundig geen deel van uit.

 

Vroege herbestemming

De gebouwen zijn al in 1971 aan de dienst onttrokken. Na enige jaren leegstand, heeft het complex lange tijd een nieuwe functie gekend en kunnen we spreken van een opvallend vroege, geslaagde herbestemmingsopgaaf. Het exterieur is vandaag de dag nog gaaf behouden, zowel van de kerk als de bijbehorende bebouwing. Wat betreft het interieur zijn vooral in de pastorie en de kosterswoning meerdere wijzigingen doorgevoerd. Hierbij zijn, los van een deel van de hoofdstructuur en enkele afzonderlijke elementen, weinig behouden dat herinnert aan de oorspronkelijke situatie