Zeeuwse schuur Landgoed Luchtenburg

Zeeuwse schuur landgoed Luchtenburg Ulvenhout, rijksmonument bouwhistorisch rapport

Schuur landgoed Luchtenburg

Luchtenburgseweg 1, Ulvenhout AC

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Commercieel

 

Uitvoering

Cultuur- en bouwhistorisch onderzoek

2020

 

Zie ook

 

Bouwhistorisch onderzoek landhuis Luchtenburg 


Tussen de kernen Ulvenhout en Chaam ligt, meteen ten zuidoosten van de A58 een omvangrijke en gaaf bewaarde landgoederenzone. Een van deze landgoederen is het in oorsprong tot de zestiende eeuw terug te voeren Luchtenburg. De kern van het landgoed wordt gevormd door een aan het eind van een laan gelegen landhuis. Aan weerszijde van het voorhof ligt een bijgebouw, zijnde een boerderij aan de noordwest en een grote schuur aan de zuidoost zijde. Het landgoed zelf is gaaf behouden en heeft nog een groot aantal elementen die zijn terug te voeren tot zowel de landschappelijke tuinaanleg uit omstreeks 1800 als de zeventiende-eeuwse geometrische aanleg. Alle op het goed aanwezige volumes zijn sinds 2000 aangewezen als rijksmonument. Ze zijn ook onder complexnummer 511880 in het monumentenregister opgenomen. In 2010 is ook de parkaanleg als rijksmonument aangewezen. Deze is in het register ingeschreven onder nummer 530965. De huidige eigenaar heeft het landgoed in 2019 gekocht. In de ten tijde van de aankoop al als kantoor in gebruik zijnde boerderij, is zijn bedrijf gehuisvest. Als onderdeel van de bedrijfsvoering, wenst men de schuur in de nabije toekomst te herbestemmen. Vanwege de monumentale status, stelt de gemeente ten behoeve van de beoogde werkzaamheden als vereiste dat een bouwhistorisch onderzoek naar de te herbestemmen, restaureren en verbouwen volumes wordt verricht als onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning.

 

Behalve naar de schuur, is in 2020 ook een bouwhistorisch onderzoek naar het landhuis uitgevoerd:

 Bouwhistorisch onderzoek landhuis Luchtenburg

 

Zeeuwse schuur

De schuur wordt in de redengevende beschrijving van het rijksmonument (en in de literatuur) aangeduid als voorbeeld van een Vlaamse schuur. Echter, kijkende naar de opzet van de schuur, dan betreft het hier geen Vlaamse maar een Zeeuwse schuur. Het grootste verschil zit in de plaatsing van de mendeuren en de daaraan gekoppelde oriëntatie van de deel/delen. Ook het gebruik van een ankerbalkgebintconstructie sluit aan op de typologie van de Zeeuwse schuur, omdat er geen noodzaak was voor een diepe zijbeuk. Aangezien de Vlaamse schuur in de loop van de zeventiende eeuw haar intrede in West-Brabant deed en het dominante schuurtype werd, is het gegeven dat bij Luchtenburg een Zeeuwse schuur staat, een sterke aanwijzing dat we hier te maken hebben met een (zeer) vroeg volume. De Zeeuwse schuur heeft een zeer hoge typologische en cultuurhistorische waarde vanwege haar ouderdom en hoge zeldzaamheid (wat betreft de provincie Noord-Brabant).

 

De schuur is in haar opzet kenmerkend voor de grote Zeeuwse schuren. Het laag doorgetrokken rieten dak en de zwarte (oorspronkelijk geteerd, maar hier geschilderd) gepotdekselde, grotendeels blinde gevels, dragen in hoge mate bij aan de belevingswaarde van de schuur. De schuur is gerestaureerd in 1997. Hierbij zijn de gevels volledig opnieuw opgetrokken (vrijwel de gehele houten wandconstructie, de bakstenen plint en het beschot). De schuur heeft hierdoor een erg ‘strakke’ uitstraling. De planken voor de gevels zijn alle machinaal gezaagd. Doordat ze zijn geplaatst tegen wandstijlen die zijn voorzien van een zaagtandprofiel, waartegen de planken vrijwel volledig aan getimmerd zijn en ze geen ruimte hebben om te kunnen krommen of verzakken, zal dit strakke aanzicht ook niet snel veranderen (positief voor een langdurig behoud van de huidige materialisatie, maar nadelig voor de belevingswaarde). Ook het gegeven dat de welvingen boven de mendeuren exact gelijk zijn (terwijl op oude foto’s is te zien dat het linker exemplaar aan de voorzijde lager was en de welvingen aan de oostzijde juist wat hoger waren), zorgt er, samen met de kaarsrechte nok, voor dat het exterieur van de schuur erg ‘nieuw’ oogt (ook al is de restauratie ruim 20 jaar geleden uitgevoerd).

 

Constructie

Het belangrijkste onderdeel van de schuur vormt de ankerbalkgebintconstructie, inclusief de gestapelde spanten. De constructie is ten minste 300 jaar oud. De gebintconstructie is uitgevoerd in handgekapt en gedisseld grenenhout. De ankerbalken zijn door de stijlen gestoken. De lange pen is afgerond (lijkt een latere ingreep) en wordt met een wig op de plaats gehouden. De ankerbalken worden geschoord door forse gebintbalkschoren. Op de koppen van de gebintstijlen zijn de gebintplaten gelegd. De gebintplaat verbindt de ankerbalkgebinten met elkaar. Ze worden ondersteund door gebintplaatschoren. De gebinten zijn gaaf behouden. Opvallend is dat alleen de vier zuidwestelijke exemplaren zijn genummerd met telmerken, van I tot en met VIII. Hierbij hebben beide zijden van ieder gebint een aparte nummering (zuidwestzijde I, noordoostzijde II, enz). De drie noordoostelijke gebinten hebben geen nummering. Dit is een duidelijke aanwijzing dat de schuur in twee fasen tot stand is gekomen. Een ander aspect dat dit onderbouwt, is het gegeven dat alleen bij het vierde gebint, aan de noordoostzijde afgezaagde pennen zitten. Hier zaten de gebintbalken die het gebint met de voormalige gevel verbonden (zoals nu ook het geval is bij de uiterste gebinten).

 

Tiendschuur?

De schuur van Luchtenburg wordt aangeduid als tiendschuur. Of het ook daadwerkelijk als tiendschuur heeft gediend, is onduidelijk. Het tiendrecht was een zakelijk recht waarbij een evenredig deel, meestal een tiende, werd geheven op de opbrengsten die werden voortgebracht op de gronden waarover men de rechten bezat. De tiendrecht kon zowel betrekking hebben op gewassen als op bijvoorbeeld vee. Om de opbrengsten uit deze tiendrechten op te slaan, werden vaak aparte schuren opgericht. Tienden speelden een belangrijke rol in de inkomsten van landheren.

 

Het ontstaan van landgoed Luchtenburg is terug te voeren tot het jaar 1518. In dat jaar geeft graaf Hendrik III van Nassau 15 bunder heide en wildert op cijns aan zijn rentmeester Hendrik Montens. Montens is vooral bekend door de door hem uitgevoerde aanleg van het Mastbos nabij Breda, in opdracht van Hendrik III. In 1548 gaat het over op de erven van Hendrik. Uit de beschrijving van de erfenis blijkt dat op dat moment nog geen sprake is van een landhuis, maar van een boerderijcomplex. Uit de pachtregisters blijkt dat de boerderij niet door de familie Montens zelf werd geëxploiteerd, maar dat deze werd verpacht. Uit de pachtcontracten die uit de zestiende en zeventiende eeuw dateren, kan worden herleid dat er telkens een overeenkomst was met één pachter en dat er een vooraf afgesproken opbrengst voor de pachtheer was bestemd. De schuur werd dus verpacht aan één persoon. In feite is er dan geen sprake van een tiendschuur, want de schuur werd gebruikt om de oogst van deze ene pachter op te slaan en te verwerken.

 

Ensemble

De schuur maakt deel uit van een bebouwingsensemble bestaande uit het landhuis, boerderij, schuur, koetshuis en bakhuis. Als geheel vormen deze volumes een zeer waardevol historisch ensemble omdat ze tezamen representatief zijn voor de bebouwingstypologieën die men op een historisch landgoed kan vinden. De drie hoofdvolumes zijn opgezet in een U-vormige plattegrond, geplaatst rondom een centrale voorhof. Boerderij en schuur zijn in oorsprong ouder dan het landhuis. Door de specifieke plaatsing van het landhuis is een ruimtelijke opzet ontstaan die sterk refereert aan de opzet van (Hollands) classicistische landhuizen met aan weerszijde van de voorhof een bijgebouw/bouwhuis. Dergelijke landhuizen en bijgebouwen zijn meestal in één fase gebouwd (of de bijgebouwen kort daarna), waarbij sprake is van een eenheid in vormentaal. Bij Luchtenburg was al sprake van een schuur en boerderij. Bij de bouw van het landhuis lijkt men in te hebben gespeeld op de locatie van deze bestaande volumes en de positie van het landhuis zo bepaald dat het Hollands-classicistische beeld ook hier ontstond.