Buitenplaats Lindenhorst te Driebergen

Buitenplaats Lindenhorst, Driebergen Stichtse Lustwarande, landhuis,  bouwhistorisch onderzoek monument

Lindenhorst

Hoofdstraat 258-260 te Driebergen

Gemeentelijk monument

 

Opdrachtgever

Particulier

 

Uitvoering

Bouwhistorische notitie

2022

 

Zie ook

Koetshuis buitenplaats Lindenhorst


Aan de Hoofdstraat, ten oosten van de oude kern van Driebergen, ligt de in 1863-1864 ontstane buitenplaats Lindenhorst. Lindenhorst is een van meerdere langs dit deel van de Hoofdweg gelegen buitenplaatsen en landhuizen. Het landhuis is een gemeentelijk monument. Naar aanleiding van een beoogde herontwikkeling van het landhuis heeft de potentiële eigenaar Res nova Monumenten gevraagd om een bouwhistorisch onderzoek op te stellen. De resultaten van het onderzoek dienen als uitgangspunt en inspiratiebron voor de verdere uitwerking van de al opgestelde voorstudie.

 

Stichtse Lustwarande

De buitenplaats Lindenhorst is gebouwd in 1863-1864. Het maakt deel uit van de Stichtse Lustwarande. Na de Franse Tijd werd de weg tussen Driebergen en Rhenen, de middeleeuwse benedenweg, een groot aantal nieuwe buitenplaats opgetrokken. Deze ontwikkeling werd mogelijk gemaakt door de komst van de verharding van de weg tussen Utrecht en Rhenen in 1818 en de komst van de tram- en spoorlijnen. De specifieke keuze voor de locatie van de buitenplaatsen aan de zuidflank van de Utrechtse Heuvelrug komt voort uit de op dat moment voornaamste landschappelijke stijl: het glooiiende landschap leende zich bij uitstek voor een schilderachtige parkaanleg. Ook Lindenhorst is gelegen in een landschappelijke parktuin in Engelse stijl. Het front van het landhuis is gericht op deze tuin, waarbij een voor de bouwperiode van 1863-1864 een zeer directe relatie tussen buiten en binnen is (geen souterrain, meerdere Franse deuren en Franse balkons op de verdieping). Binnen de aanleg ligt nog een aantal bij het pand horende volumes, die deel uitmaken van de negentiende-eeuwse aanleg, waaronder het koetshuis (1863-1864, 1893 en 1912), het bakhuis annex zomerhuisje (1863-1864) en een schuurberg.

 

Lindenhorst is een gaaf behouden voorbeeld van een combinatie van landhuis en boerderij. Daar waar deze zeldzame typologie normaliter wordt gekenmerkt door een oudere boerderij waartegen een landhuis is gebouwd, is bij Lindenhorst sprake van een in één fase ontstaan complex, gebouwd op de locatie van een oudere boerenhoeve.

 

Gefaseerde ontwikkeling

Lindenhorst is gefaseerd tot stand gekomen. Het oorspronkelijke gedeelte van het landhuis wordt gevormd door het drie traveeën brede gedeelte met uitkragend middenrisaliet en de tegen de achtergevel geplaatste boerderij. Het landhuis is opgetrokken in een eclectische stijl, waarbij het neoclassicisme de boventoon vormt. Stilistisch gezien is ze kenmerkend voor de periode waarin het is gebouwd. architect van het landhuis en de boerderij in 1863-1864 wordt architect Samuel Adrianus van Lunteren genoemd. Van Lunteren is een voornaam eclectisch architect die zowel in neogotische als neoclassicistische stijl meerdere voorname landhuizen heeft gebouwd, waaronder de kastelen De Gelderse Toren in Spankeren en Sandenburg in Langbroek en de landhuizen en de landhuizen Wulpenberg en Beeklust te Zeist. Met name met Beeklust vertoont het enkele duidelijke overeenkomsten. In 1912-1914 wordt het landhuis uitgebreid. Hierbij wordt tegen de linker zijgevel een uitbouw met aan de voorzijde uitkragend middenrisaliet gebouwd. Verder wordt het middenrisaliet van het hoofdhuis met een bouwlaag opgehoogd. Het bijzonder is dat de maatvoering en detaillering van deze vijftig jaar latere zeer nauw aansluit op het oude hoofdhuis. Het huis blijft tot in de jaren vijftig bewoond door erven van de oorspronkelijke bouwheer. Daarna wordt het aangekocht door de gemeente en gaat het enige tijd dienen als bejaardentehuis om in 1972 te gaan fungeren als centrum van Youth for Christ. Deze zijn tot kort geleden eigenaar geweest. Deze functiewijzigingen hebben geleid tot de aanbouw van nieuwe volumes tegen de linker zijgevel (enkele keren verbouwd) en tot grootschalige structurele wijzigingen in het interieur. Met name op de begane grond van het landhuis is hierdoor de oorspronkelijke karakteristiek, zowel wat betreft structuur, als logistiek en uitmonstering ernstig aangetast.

 

Typologisch bijzonder: landhuis en boerderij

Lindenhorst wordt gevormd door de combinatie van een landhuis met boerderij. Typologisch gezien past het in een traditie die aan de Stichtse Lustwarande (en elders in Nederland) valer voorkwam. De vroegste buitens werden vaak ontwikkeld vanuit een boerenhof. In de boerderij werd een kamer geschikt gemaakt als zomerverblijf voor de heer, of de heer kocht een boerderij en richtte deze deels in als woonhuis. In een later stadium werden boerderijen meestal afgebroken en vervangen door een nieuw landhuis, of werd in de nabijheid van een boerderij een nieuw huis gebouwd. Ook op de locatie van Lindenhorst is al in de zeventiende eeuw sprake van een boerenhof. In de literatuur wordt ervan uitgegaan dat de huidige boerderij nog de oorspronkelijke boerderij betreft. Zowel uit kadastraal onderzoek, als uit bouwhistorische- en architectuurhistorische aspecten kan echter worden vastgesteld dat de oude boerderij in 1863 is gesloopt en een nieuwe boerderij is opgetrokken die een kwart slag was gedraaid.

 

Het voorhuis van de boerderij heeft in hoofdopzet een traditionele plattegrond met een vierkamerstructuur. Hierbinnen zijn wel enkele opvallendheden. Zo is de gehele eerste beuk voorzien van een kelder met opkamer. Dit betekent dat de in de kopgevel geplaatste deur via een trap toegankelijk is. Dit is echter niet de entree tot de boerderij geweest, maar de ingang voor het personeel. De linker travee van de eerste beuk stond ruimtelijk in verband tot het landhuis. Hierin was onder andere het secundaire trappenhuis geplaatst en zaten enkele vensters die de aangrenzende hoofdtrap van daglicht voorzagen. De vloerniveaus van dit gedeelte sloten aan op de boerderij en trapjes vanuit diverse vertrekken van het landhuis sloten hierop aan. In de jaren vijftig zijn er wijzigingen doorgevoerd aan exterieur en interieur van dit deel van de boerderij om aan te sluiten op de vloerniveaus van het landhuis. Inpandige trapjes werden verwijderd en de gevelindeling van de boerderij werd aangepast, waardoor het huidige asymmetrische aanzicht ontstond.

 

De entree tot de boerderij bevond zich onder een steekkap in het achterhuis. In het achterhuis was een ruimte afgeschoten vanwaar de pachter van de boerderij de keuken en de verdieping kon betreden. Deze opzet is tot op heden nog aanwezig, evenals de structuur van keuken, opkamers en een tweetal bedstedes. In het achterhuis is de oorspronkelijke opzet van de langsdeel met stallen in de zijbeuken nog duidelijk herkenbaar. De afwijkende opzet van het achterhuis is het gevolg van de specifieke ontstaansgeschiedenis: inbouw met entree voorhuis aan de linkerzijde en korte zijbeuk aan de rechterzijde omdat de deel aansloot op de achtergevel van het landhuis en de rechter zijbeuk tegen de zijgevel van het landhuis was gebouwd. De huidige verdiepingslaag is in 1980 aangebracht (en nadien gewijzigd). Daarvoor was sprake van een open opzet, mogelijk met alleen een slietenzolder. Het bijzondere aan Lindenhorst is, dat men er bij de bouw niet voor heeft gekozen om landhuis en boerderij als twee aparte volumes te bouwen, maar ze tot één geheel samen te voegen. Een duidelijke verklaring voor deze keuze is er niet.

 

Typologisch bijzonder: relatie interieur en tuin

Het landhuis wijkt af van de traditionele landhuisarchitectuur uit circa 1860 (waarbij de bel-etage zich boven het landschap ‘verheft’) en is kenmerkend voor een voorzichtige zoektocht naar de ontwikkeling van een nieuwe landhuistypologie, specifiek gericht op haar landelijke setting. Dit uit zich bij Lindenhorst in het ontbreken van een souterrain. Hierdoor ligt de begane grond op tuinniveau en is er een directe relatie tussen buiten en binnen. Deze relatie wordt versterkt door de vele Franse deuren, zowel in de op de tuin gerichte gevel als in de twee kopgevels op de begane grond als in de diverse Franse balkondeuren op de verdieping. Bij de verbouwing van 1912-1914 werd deze relatie tussen buiten en binnen nog verder versterkt. Het nieuwe risaliet was voorzien van een uitkragende begane grond met fors balkon en tuindeuren in de kopgevel. Tegen de zijgevel werd op de begane grond een volumebrede, vijfzijdige tuinkamer gebouwd. Het meest bijzondere was dat hierboven op een tweede tuinkamer werd gebouwd, waaromheen een dakterras liep en bovenop deze tweede tuinkamer zat wederom een balkon, dat via de zolderruimte bereikt kon worden.  Lindenhorst liep wat betreft de wijze waarop interieur en tuin met elkaar verbonden zijn door de ligging van de begane grond op maaiveldniveau (en het ontbreken van een souterrain) vóór op een ontwikkeling die aan het eind van de negentiend eeuw onder invloed van de Engelse landhuisstijl van grote invloed wordt.

 

Typologisch bijzonder: plattegrond

Een ander bijzonder aspect is de opzet van de plattegrond, waarbij alle primaire vertrekken aan de tuin liggen en alle secundaire vertrekken (waaronder de keuken) aan de achterzijde. De entree bevond zich rechts van het middenrisaliet. Een hal ontsloot de grote salon aan de linkerzijde en het kantoor van de heer aan de rechterzijde. Vanaf deze hal liep een dwarsgang die de primaire vertrekken aan de voorzijde scheidde van de secundaire vertrekken aan de achterzijde. De ligging van de secundaire vertrekken aan de achterzijde komt deels ook voort aan de specifieke opzet met ligging van de boerderij.

 

De structuur van de oorspronkelijke plattegrond had dus een duidelijke tweedeling. Het is in feite een voorloper op een karakteristieke plattegrond die met name vanaf circa 1900 bij grote landhuizen wordt toegepast, de north corridor plattegrond. Deze plattegrondtypologie werd in Engeland rond 1890 ontwikkeld als variant op de Arts and Craftshuizen met centrale hal (Engelse landhuisstijl). Dit Engelse concept bestond eruit dat alle primaire vertrekken aan de zuidzijde waren gelegen, en de secundaire vertrekken en dienstvertrekken aan de noordzijde. Niet alleen lagen de grote kamers aan de zuidzijde vanwege de bezonning en het uitzicht, maar vooral om een buffer te vormen tussen de bewoners en de gebeurtenissen die voor het huis (ten noorden) plaatsvinden. Een vroeg voorbeeld in Nederland van een landhuis met een dergelijke plattegrond, is het nabijgelegen Veldheim te Zeist. Hoewel Lindenhorst veel ouder is dan de north-corridorhuizen, is het wel vanuit eenzelfde opzet ontworpen. Hierbij vormen de dienstvertrekken bij Lindenhorst de ‘buffer’ tussen de woonvertrekken en de boerderijvleugel. Deze oorspronkelijke structuur is op de begane grond ernstig aangetast. De entree is verplaatst, de dwarsgang is grotendeels verdwenen, het trappenhuis ligt in de huidige opzet in een hoek verstopt en in enkele wanden zijn grote doorbraken gerealiseerd. Op de verdieping is de hoofdstructuur nog wel herkenbaar en representatief voor een situatie die ook op de begane grond aanwezig was.

 

Vensters, deuren en binnenluiken

 

Lindenhorst heeft, zowel bij het landhuis als de boerderij, nog voor het overgrote deel de oorspronkelijke kozijnen, vensters en (Franse) deuren. Het bijzondere is dat bij het landhuis vrijwel alle vensters en deuren zijn voorzien van schuifluiken, inclusief de betimmering van de dagkanten, de kleppen in de dag en de vensterbanken, de architraven en de borstweringen met paneel. Vrijwel geen enkel luik is meer gangbaar (geleidesleuven zijn bijna overal dichtgezet met latten). Op een aantal plaatsen zijn geen schuifluiken maar klapluiken toegepast. Dit is alleen op die plaatsen waar er geen ruimte was voor schuifruimte vanwege nabijgelegen stookplaatsen of doorgangen. Uit de aanwezigheid van de schuifluiken kunnen we ook opmaken dat alle buitengevels oorspronkelijk waren bespannen. Deze wandbespanningen zijn later vervangen door gips en zachtboard.