De Wientjesvoort Vorden

Koetshuis Wientjesvoort Vorden rijksmonument, Architectuurhistorisch verhaal tbv boek Saxa locuuntur

Koetshuis De Wientjesvoort

Ruurloseweg 81 Vorden

Gemeentelijk monument

 

Opdrachtgever

Friso Woudstra Architecten

 

Uitvoering

Architectuurhistorisch onderzoek diverse restauratieprojecten in het kader van het boek Saxa loquuntur

2009


Onder de titel Saxa loquuntur oftewel ‘De stenen spreken’, is door Don Rackham en Bernadette van Hellenberg Hubar in 2009 een onderzoek uitgevoerd dat is gewijd aan de restauratieprojecten die Friso Woudstra vanaf het begin van zijn carrière heeft gerealiseerd.  Aanleiding voor het onderzoek was de naderende voltooiing van de Wientjesvoort, tot dusver het meest omvangrijke en indrukwekkende restauratieproject dat Friso Woudstra heeft uitgevoerd. In een vervallen en verwaarloosde staat aangekocht in 1999, is het gehele landgoed met opstallen de afgelopen tien jaar gerestaureerd.

 

In dit als boek verschenen onderzoek is op een aantal projecten dieper ingegaan, waaronder het koetshuis van het landhuis De Wientjesvoort.

 

Voor een beschrijving van het landhuis zie: Wientjesvoort.

 

Koetshuis

Naast het landhuis staat het voormalige koetshuis. Dit volume is gelegen op een beeldbepalende locatie in de bocht van de Ruurloseweg, de primaire verbindingsweg tussen Vorden en Ruurlo. Als Friso Woudstra het landgoed in 1999 aankoopt, verkeerde het koetshuis, evenals het landhuis, in een slechte staat en had geen monumentenstatus. Nadat de restauratie en reconstructie van het landhuis was afgerond, werd de aandacht gericht op het ernaast gelegen bijgebouw. Sinds enkele jaren is het koetshuis in gebruik als architectenkantoor voor Friso Woudstra architecten bna.

 

P.J.H. Cuypers

Het koetshuis werd in 1856 gebouwd in opdracht van freule Josephine van Dorth tot Medler, die tevens als opdrachtgever voor de bouw van de kerk van Kranenburg optrad. Uit een zinsnede die is opgenomen in het contract voor de bouw van de nabijgelegen St.-Antonius van Paduakerk blijkt dat architect P.J.H. Cuypers verantwoordelijk is voor het ontwerp van het koetshuis. In het con­tract wordt gesproken over “de bereids verrichte werkzaamheden der weizingen van teekening tot opbouw eener geheel nieuw Bouw- en Koetshuis onder den huize Wientjesvoort voornoemt.” Omdat het pandarchief van de Wientjesvoort vermoe­delijk tijdens de brand van 1968 in vlammen is opgegaan, zijn er helaas geen bouw­tekeningen meer behouden.

 

Zoals blijkt uit historisch kaartmateriaal, stond op de locatie van het huidige com­plex al in de achttiende eeuw een volume. In het contract wordt echter gesproken over een geheel nieuw pand. Of dit oude volume (ten dele) nog binnen de contouren van het hui­dige koetshuis aanwezig is, is niet met zekerheid vast te stellen. Het enige element dat nog mogelijkerwijs een herinnering vormt aan het oudere volume is een dikke bakstenen muur die oorspronkelijk het westelijke deel van de rest van het volume afzonderde.

 

Het koetshuis wordt gekarakteriseerd door een aantal elementen dat kenmerkend is voor de architectuur uit de beginjaren van P.J.H. Cuypers. Daarnaast vertoont het enkele overeenkomsten met de gelijktijdig gerealiseerde kerk te Kranenburg. Even­als de kerk is het koetshuis opgetrokken in baksteen, waarbij alleen constructieve elementen zijn uitgevoerd in zandsteen: de aanzetstukken en sluitstenen van de grote rondbogen. Verwijzingen naar de inheemse baksteenarchitectuur zijn verder te vinden in de rijk geornamenteerde tandfriezen en het gebruik van zware steun­beren met sterk hellende zandstenen afzaten.

 

Renovatie van het koetshuis

Als in 1968 de Wientjesvoort onbewoonbaar wordt, nemen de toenmalige bewoners, Eberhard Freiherr von Mengden en Gisela von Heydebreck hun intrek in het koetshuis. Het toeval wil dat Friso Woudstra zich destijds als negen­tienjarige heeft bezig gehouden met het bewoonbaar maken van het voormalige economiegebouw. Bij deze plannen bleven de twee delen/schuren grotendeels als open ruimten bestaan. De voor­malige huisvesting van de knecht werd verbouwd tot een voor het echtpaar comfortabel onderkomen. Hierbij werd in de zuidoostelijke hoek van het gebouw enkele woonvertrekken afgeschoten. De twee grote ‘delen’ van het koetshuis bleven hierbij behouden.

 

Als Woudstra het landgoed in 1999 van Von Mengden koopt, verkeert het koetshuis, evenals het landhuis in een bijzonder slechte staat. Zowel aan het exterieur als in het interieur is sprake van groot achter­stallig onderhoud. Doelstelling bij de renovatie van het koetshuis was de karakte­ristiek zoveel mogelijk te behouden en in het interieur de beleving van de open ruimte te waarborgen.

 

Vanwege de herbestemming van het pand tot kantoorruimte was het noodzakelijk dat er voldoende lichttoetreding was. Er is voor gekozen de oude deel- en stal­deuren te verwijderen en van kozijnen te voorzien. Bij dit soort ingrepen is het van belang dat de oorspronkelijke functie als entree tot een grote bedrijfsruimte inzichtelijk blijft. Meer dan eens zien we bij renovaties en verbouwingen dat hierbij jammerlijke fouten worden gemaakt. Bij het plaatsen van een kozijn met raampartij in de sponning van de voormalige poort, wordt het idee van openheid verstoord. Door het glas wordt het transparante karakter wel gewaarborgd, maar de wijze waarop het kozijn een dergelijke grote opening opdeelt, strookt niet met het oorspronkelijke gevelbeeld. Om meer respect te tonen voor de openheid van de poortingang kan het kozijn inpandig worden geplaatst, waardoor een soort portiek ontstaat. De fout die hierbij regelmatig wordt gemaakt, is dat men een stoep of treden aanbrengt, waardoor het idee van een directe verbinding vanaf de straat, via de poort naar de deel op maaiveldniveau wordt verstoord. Bij het koetshuis van de Wientjesvoort is het kozijn bij beide deelpoorten ongeveer vijfenzeventig centi­meter naar binnen geplaatst en loopt de bestrating van het omliggende terrein onder de boog door tot aan het kozijn. Op deze wijze worden de achterliggende ruimten van een zee van licht voorzien zonder dat ze inbreuk maken op de belevingswaarde van de oorspronkelijke functie. Om dit verder te benadrukken zijn de staldeuren aan de Ruurloseweg behouden en staan deze altijd open.

 

Na de restauratie is het pand aangewezen als gemeentelijk monument