Luciferfabriek/Van der Schootterrein

Luciferfabriek / Van der Schootterrein Eindhoven, bouwhistorisch en cultuurhistorisch onderzoek

Van der Schootterrein

Gelegen binnen erfgoedcontour bestemmingsplan

Rijksmonument (Kleine Berg 45 en Bergstraat 30-36)

 

Opdrachtgevers

Gemeente Eindhoven (2008)

Van de Ven Onstenk en Franken Architecten (2010)

 

Uitvoering

Cultuurhistorisch en ruimtelijk onderzoek: 2008

Architectuurhistorisch referentieonderzoek: 2010


Samenwerking

Drs  Silvia Pellemans


Architect

Van de Ven Onstenk en Franken Architecten


De gemeente Eindhoven heeft gevraagd om een cultuur- en bouwhis­torische analyse naar het binnenterrein tussen de Bergstraat, Grote Berg en Kleine Berg, het zogenaamde Luciferterrein, uit te voeren. De aanleiding voor dit onderzoek is het plan van de opdrachtgever om op het binnenterrein een hotel met restaurant en galerie te ontwikkelen. De gemeente Eindhoven wenst, voorafgaande aan de ontwerpfase, inzicht te krijgen in de historische waarden van het gebied en de daarbinnen aanwezige bestaande en verdwenen bouwvolumes. Het onderzoek kan tevens dienen als referentiekader en inspiratiebron voor de op handen zijnde ontwikkeling.

 

Luciferterrein of Van der Schootterrein

Het projectgebied wordt in de volksmond aangeduid als Luciferterrein, genoemd naar de lucifersfabriek die in 1870 op deze locatie werd opgericht door de heren Mennen en Keunen. Het projectgebied omvat echter een terrein dat aanzienlijk groter is dan de kavel van de voormalige fabriek. Het gebied behelst verschillende panden aan de Bergstraat, de Kleine Berg en nog enkele volumes op het binnenterrein tussen deze straten. Momenteel is van de lucifersfabriek alleen nog het volume van het oorspronkelijke poortgebouw aanwezig in de vorm van het rijksmonument Bergstraat 26-30. Dit pand valt echter niet binnen de contouren van het plangebied.

 

Omdat de naam Luciferterrein de lading dan ook niet dekt, heeft Res nova Monumenten voorgesteld om het projectgebied Van der Schootterrein te noemen. In de tweede helft van de twintigste eeuw was het overgrote deel van de bebouwing binnen het project­gebied, waaronder het rijksmonument Kleine Berg 45, de oude lucifersfabriek en nog enkele opstallen aan de Bergstraat, onderdeel van de ijzerwarenhandel van W. van der Schoot.

 

De Lucifersfabriek

Tot 1970 was het terrein achter de Bergstraat, Grote Berg en Kleine Berg onbebouwd. In 1870 kopen de heren Mennen en Keunen een groot perceel met de intentie hier een lucifersfabriek op te richten. De bebouwing had een U-vormige plattegrond en volgde de contouren van het niet volledig orthogonale kavel. Het open voorterrein was bedoeld als sorteerplaats voor de aangevoerde boom­stammen. Het betrof hier dan meestal populierenhout dat in de omgeving van Eindhoven ruimschoots voorhanden was. In het noordoostelijke deel van het complex, een smal langwerpig eenlaags bouwvolume onder zadeldak, stonden het stoomwerktuig en de ketel. Op deze machinerie waren de zaag- en schilmachines aangesloten, die in het gebouw direct naast het hierboven genoemde ketelhuis stonden. Geheel in de zuidhoek van het perceel stond een eenlaags volume met een tongewelven dakconstructie met over de gehele lengte een ventilatiestrook. In dit gebouw was de eest, de droogkamer van de lucifers gevestigd. Rechts hiervan bevond zich een volume waar, door het hele gebouw, verticale ventilatieopeningen waren aangebracht en brandmuren waren geplaatst. Het gehele gebouw was gecompartimenteerd zodat in geval van uitslaande brand deze makkelijker kon worden beheerst. Dit volume was, gezien de vele ventilatieopeningen waarschijnlijk in gebruik voor het dompelen van de stokjes in de ontvlamvloeistof, ofwel de witte fosfor. Het gebouw aan de noordoost zijde van het terrein bestond uit vier ruimtes: twee bergplaatsen, een ruimte voor de fabricage van schoensmeer en een kantoor­vertrek. In 1871, een jaar na de oprichting van de fabriek, gingen de heren Mennen en Keunen over tot het vervaardigen van veiligheidslucifers, de zogenaamde “Zweedsche lucifers”. De benaming “Zweedsche lucifers” verwijst naar het patent op het vervaardigen van lucifers met rode fosforkoppen dat in Zweedse handen was. In datzelfde jaar wordt het poortgebouw aan de Bergstraat opgericht. Aangezien het pand het perceel aan de voorzijde afsluit en los staat van de fabrieksgebouwen is het oude erfachtige karakter van het perceel verdwenen, nu heerst er meer de allure van een door gebouwen omsloten werkterrein. In 1872 volgt er een nieuwe uitbreiding. Ditmaal wordt er een rechthoekig volume aangebouwd aan de achterzijde van de bestaande fabriek. Vermoedelijk betreft het hier een tweede dompelruimte. Aan de voorzijde van het fabrieksgebouw wordt aan de zuidoost zijde een klein rechthoekig volume opgericht. De functie van het gebouw is onbekend. In de jaren achttientachtig sluit de fabriek haar deuren en in 1890 wordt het complex verkocht. Het poortgebouw wordt opgedeeld in twee wooneenheden. In 1977 wordt het overgrote deel van de fabrieksgebouwtjes afgebroken. Alleen het poortgebouw en het kleine bijgebouwtje uit 1872 zijn behouden.

 

Van der Schootpand

Het rijksmonument Kleine Berg 45, het Van der Schootpand, is in 1932 gebouwd naar ontwerp van C.H. de Bever in een functionalistische stijl, in opdracht van W. van der Schoot. Het betreft hier een volume met rechthoekige plattegrond dat is opgesplitst in drie delen. Aan de Kleine Bergzijde bevindt zich het vierkante hoofdvolume dat vier bouwlagen telt onder rollaag en plat dak. Achter het hoofdvolume ligt een drie bouwlagen hoog bouw­deel. Het geheel wordt aan de achterzijde afgesloten door een eenlaags volume.De voorgevel van het hoofdvolume is opgetrokken in okerkleurige baksteen in Vlaams verband onder plat dak. Deze gevel wekt de suggestie dat hij als een scherm tussen de zijgevels hangt. De iets voor de voorgevel uitstekende zijgevels zijn op de hoeken in functionalistische stijl als hoeklisenen uitgewerkt. De voorgevel is op de begane grond voorzien van een zwart marmeren basement waarop een glazen winkelpui is geplaatst. Voor deze pui zijn metalen hekken aangebracht. Erboven is over de gehele breedte van de voorgevel een band met glazen bouwstenen aangebracht. Het bovenste gedeelte van de voorgevel (meer dan de helft van de totale hoogte) is blind. Het plat dak is voorzien van een grote piramidevormige lichtkoepel die dankzij een grote vide het winkelpand over alle verdiepingen van veel daglicht voorziet. Deze koepel is de primaire lichtbron van het complex en maakte het mogelijk dat het overgrote deel van de gevels blind konden worden uitgevoerd. De zijgevel van het pand is geheel blind. Nadat het aangrenzende pand werd afgebroken, kwam een gevel in het zicht die wordt gekenmerkt door een grote diversiteit in baksteenkleur en metselverband. Het is gebleken dat de gedurende de ontwikkelingen op deze locatie de bestaande zijgevel telkens werd opgenomen in de ver- of nieuwbouw. Op deze locatie stond tot circa 1920 een klein eenlaags arbeidershuisje. Rond 1920 werd hier een tweelaags kosthuis gebouwd om in 1932 te worden vervangen door het Van der Schootpand. Hoewel het hier telkens om nieuwe bebouwing gaat, nam men de bestaande zijgevel op in de plannen: deze was toch niet zichtbaar en hoefde daarom niet te worden afgewerkt.

 

Het cultuurhistorisch en ruimtelijk onderzoek naar het Van der Schootterrein is in 2008 uitgevoerd in samenwerking met drs Silvia Pellemans.

In 2009 heeft Res nova Monumenten een uitgebreid cultuur- en bouwhistorisch onderzoek verricht naar Kleine Berg 45, het Van der Schootpand.

 

Referentieonderzoek nieuwbouw

De gemeente stelde in eerste instantie als uitgangspunt voor het te herbestemmen gebied dat de karakteristieke kleinschaligheid van De Bergen werd gerespecteerd en werd gebruikt als als uitgangspunt en inspiratiebron voor de ontwikkeling. Daarbij kwam dat de karakteristieke opzet van het binnenterrein en met name de vorm van het carré  of de U-vorm achter de gevelwand, zoals zichtbaar bij de oude lucifersfabriek en andere complexen aldaar, als uitgangspunt moest dienen. Naar aanleiding van de in eerste instantie opgestelde plannen, waarbij de bovengenoemde aandachtspunten werden opgenomen, is tijdens gesprekken met de welstandscommissie aan het licht gekomen dat hier juist een voorkeur bestond voor een grotere schaal.

 

Res nova is in 2010 door de projectarchitect, Van de Ven Onstenk en Franken architecten gevraagd om een referentiekader op basis van beeldmateriaal aan te leveren op basis waarvan men de verdere invulling en opzet van de gevels kan uitwerken. Zij wilden een plan opstellen waarbij twee voor Eindhoven karakteristieke typologieën  samenkomen: industriële architectuur en wederopbouwarchitectuur. Hiervoor is veldwerk verricht in Eindhoven (industrieel en wederopbouw) en Nijmegen (wederopbouw). De resultaten van het veldwerk zijn aangevuld met bronnenonderzoek. Er is niet alleen gekeken naar historische bebouwing, maar ook naar enkele nieuwbouwprojecten die zich hebben laten inspireren door bovengenoemde tradities. Verder is enige aandacht besteed aan een specifieke vraag van de architect: hoe kunnen grote gevelvlakken worden verlevendigd middels kunst, et cetera.