Van der Schootpand

Bouwhistorisch onderzoek, rijksmonument Swalmerstraat 61 Roermond, zeventiende eeuw

Van der Schootpand

Kleine Berg 45 Eindhoven

 

Opdrachtgever

Commerciële partij

 

Uitvoering

Bouw- en architectuurhistorisch onderzoek

2011 en 2016 (aanvulling)


Gelegen aan de Kleine Berg te Eindhoven ligt een opvallend gebouw, het Van der Schootpand. Dit rijksmonument werd in 1931 gebouwd in een straatbeeld dat werd gedomineerd door traditionele architectuur. Het Van der Schootpand brak met de aanwezige architectonische tradities. Het geldt als een van de eerste projecten die door de toonaangevende Eindhovense architect, Kees de Bever werd gerealiseerd. Hoewel het pand in de loop der jaren enkele keren is uitgebreid en in het interieur enige wijzigingen zijn doorgevoerd, is Kleine Berg 45 in de huidige verschijningsvorm nog grotendeels authentiek en representatief voor de jaren dertig.

 

De omgeving rond het pand is in ontwikkeling. Op het open terrein achter en naast Kleine Berg 45 zal in de komende jaren worden gebouwd. Het Van der Schootpand valt binnen dit ontwikkelingsgebied en zal een belangrijke plaats gaan innemen in het nieuwe stedenbouwkundig plan. Res nova heeft in 2009 al een cultuur- en bouwhistorisch onderzoek verricht naar dit Van der Schootterrein (Luciferterrein). Hierbij is al kort aandacht besteed aan het onderhavige volume. Omdat nu ook de intentie bestaat om Kleine Berg 45 een nieuwe bestemming te geven, is Res nova gevraagd om een bouwhistorische analyse op te stellen waarin specifiek wordt gekeken naar de kwaliteiten en waarden van het Van der Schootpand. De analyse kan als onderlegger en inspiratiebron dienen bij het opstellen van de plannen.

 

Glaskoepels, lichtstraten en vides

Aan de buitenzijde oogt het Van der Schootpand zeer gesloten (met uitzondering van de begane grond aan de straatzijde) en heeft het iets weg van een bastion. Deze monumentale beslotenheid wordt, zodra men het gebouw betreedt, vervangen door een licht en transparant interieur. Het interieur van Kleine Berg 45 deed dienst als toonzaal met magazijn voor de ijzer­warenhandel van W. van de Schoot. De wens/eis van de opdrachtgever was “een goed overzichtelijk, gemakkelijk te bedienen magazijn met een maximum aan ruimte en minimum kosten”.

 

De Bever schrijft in een toelichting die hij gaf op de bouw van het pand: ‘Om aan den eersten eisch (zie citaat hierboven) te voldoen, is het geheel zoveel mogelijk open gehouden, zoodat vanaf iedere étage, vanaf elk standpunt, de zaak is te overzien. Achter de winkelruimte bevindt zich het privékantoor met spreekkamer en bediendenkantoor, waarboven wederom twee étages, groot 9 x 10 M; aansluitend hierop, uitsluitend parterre, het ruwijzer-magazijn groot c.a. 9 x 10 M. Waar de muur­zijden geheel door rekken moesten worden ingenomen, bracht dit met zich mede, dat geen ramen geplaatst konden worden in de gevels, zoodat bovenlicht de aangewezen oplossing was, wat voor de gelijke lichtverdeeling zeker het beste is’.

 

De invulling is dus een direct gevolg van het specifieke wensenpakket van de opdrachtgever. De rationalistische opzet van het interieur, waarbij de verschillende bouwlagen van bovenaf werden belicht is vandaag de dag nog in grote lijnen identiek met de oorspronkelijke situatie. De kleinere vertrekken, de bovengenoemde kantoren en spreekkamers zijn in de loop der jaren verdwenen, evenals een deel van de inpandige vides en lichtstraten. Het interieur wordt gedomineerd door het rechtlijnige karakter van de toegepaste betonconstructie.

 

Frank Lloyd Wright en bibliotheken

De toonzaal, het voorste volume van het complex bestaat uit een centrale atrium waaromheen per verdieping een galerij (1,5 meter breed) is geplaatst. De architectuur van Frank Lloyd Wright werd in 1912 door H.P. Berlage in Nederland geïntroduceerd. Wright, wiens gebouwen worden gekarakteriseerd door een com­binatie van bakstenen façades en moderne constructies, sprak zowel de traditio­nalistische en expressionistische (beide werkende met baksteen) als de zakelijke architecten aan. De eerste groep liet zich meer beïnvloeden door de specifieke vormentaal van Wright, terwijl de architecten van het Nieuwe Bouwen met name keken naar zijn theorieën over ruimtebeleving (ruimtes moeten in elkaar vloeien: transparantie). Ook De Bever wordt in de beginjaren van zijn carrière sterk beïn­vloed door de architectuur van Wright en de Nederlandse varianten die hierop in de jaren twintig werden gerealiseerd. Bij het Van der Schootpand, waarbij meerdere verdiepingen van bovenaf worden belicht is de invloed van Frank Lloyd Wright onmiskenbaar aan­wezig. Met name diens Larkin-Building te Buffalo is hierbij van belang. Dit gebouw, waarbij Wright een radicaal nieuwe visie op de invulling en opzet van een commercieel pand toepaste, had centraal een groot atrium dat via een groot glazen dak werd belicht. Het voordeel van een dergelijke opzet was dat het daglicht gelijkmatig in vrijwel het gehele gebouw kon doordringen. In Nederland (geïntroduceerd door Berlage) werd deze opzet, beïnvloed door het Amerikaanse voorbeeld, vanaf de jaren twintig regelmatig toegepast. Een voorbeeld dat De Bever zeker gekend moet hebben, is het kantoorgebouw dat architect Dirk Roosenburg in 1923 voor Philips ontwierp. Met de bouw van de winkel voor Van der Schoot vertaalt De Bever deze typologie naar een kleinere schaal van het winkelpand.

 

De architectuur van het atrium (de grote lichtkap en het gebruik van een betonconstructie) is dus sterk is geïnspireerd op de voorbeelden van Wright en diens Nederlandse collegae als Roosenburg. Er is echter, door het reduceren van de verdiepingen tot galerijen, ook een duidelijk verband te leggen met de laat-negentiende-eeuwse bibliotheekarchitectuur. Bij dergelijke bibliotheken zien we hoe rondom een grote, hoge open ruimte galerijen zijn geprojecteerd, alwaar de boeken of archieven in open kasten worden getoond. Deze galerijen zijn, in tegenstelling tot het Van der Schootpand en de door Wright geïnspireerde bebouwing  niet in beton uitgevoerd, maar in een ranke ijzerconstructie. Enkele voorbeelden die De Bever vermoedelijk heeft gekend zijn de bibliotheek van het Rijksmuseum van P.J.H. Cuypers (voltooid in 1885) en de bibliotheken en archiefdepots van J. van Lokhorst (Rijksarchitect 1878-1906).

 

Dat bij het Van der Schootpand sprake lijkt te zijn van twee invloedssferen, geënt op traditie van de ‘Nederlandse’ bibliotheekarchitectuur en op de moderne invloed van Wright en diens Nederlandse collega’s, is kenmerkend voor het oeuvre van De Bever, wiens werk wordt gekenmerkt door het succesvol samengaan van traditie en moderniteit.

 

Oorspronkelijk stonden op de galerijen van het Van der Schootpand stellingkasten waarin de ijzerwaren worden getoond (in tegenstelling tot boeken of archieven). Deze stellingkasten waren 2,40 meter hoog, een bewuste keuze omdat men zo zonder gebruik van een trap tot aan de boven­ste plank kon reiken. De kasten zijn verdwenen. De galerijen zijn voorzien van ijzeren balustrades die zijn samengesteld uit 1½ inch gaspijpen die in het beton zijn veran­kerd. Deze ijzeren balustrades zijn gaaf behouden. Alleen zijn aan de straatzijde op de eerste verdieping twee stalen kleedhokjes aan de galerij aangebracht (‘hangend’ in de lucht). Hierbij is de authentieke balustrade aangepast