Landgoed Rhederhof
Arnhemsestraatweg Rheden
Opdrachtgever
Commerciële partij
Uitvoering
Contra-expertise ontwerp-bestemmingsplan
Architectuurhistorisch onderzoek wederopbouwflat
Effecttoets potentiele nieuwbouw en structuurherstelplan park
2010
Architecten
Friso Woudstra Architecten
Biljoen Groen Velp B.V.
Wat vooraf ging
In 2008 heeft Res nova Monumenten een uitvoerig cultuur- en bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd naar het negentiende-eeuwse landgoed Rhederhof. Hierbij is aan bod gekomen dat het zuidwestelijke gedeelte van het landgoed, de oorspronkelijke open weide, in de loop van de tijd van Rhederhof is afgesplitst. Op dit glooiende terrein, gelegen op de hoek van de Arnhemsestraatweg en Snippendaalseweg, werd in 1965 het huidige verzorgingstehuis opgericht.
Ontwerp-bestemmingsplan 2010
In het ontwerpbestemmingsplan (2010) is op de locatie van dit tehuis ruimte geboden voor een groot aantal grondgebonden woningen. Hoewel er duidelijk is gepoogd cultuurhistorie als leidraad voor het bestemmingsplan te laten gelden, toont de tekst, zowel in de beschrijving van de cultuurhistorie als bij de onderbouwing voor de planvorming, een groot aantal foutieve aannames en incorrecte conclusies.
Naar aanleiding van dit ontwerpbestemmingsplan heeft Res nova Monumenten namens de eigenaar van landgoed Rhederhof, een contra-expertise opgesteld. In navolging hierop is een alternatief voorstel uitgewerkt waarbij Friso Woudstra Architecten op basis van de aanwezige architectuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten een schetsontwerp heeft opgesteld. Daarnaast heeft Biljoen Groen Velp B.V. een structuurherstelplan opgesteld waarbij het zuidwestelijke gedeelte opnieuw integraal deel uit gaat maken van landgoed Rhederhof. In het kader van dit voorstel heeft Res nova Monumenten een effecttoets opgesteld waarin het plan van Friso Woudstra Architecten en Biljoen Groen Velp B.V. vanuit cultuurhistorisch oogpunt tegen het licht zijn gehouden. Onderdeel van deze effecttoets was het uitvoeren van een architectuurhistorische notitie waarin de karakteristiek van het huidige verzorgingstehuis wordt onderzocht.
Verzorgingstehuis
Als in 1951 het landgoed wordt vermaakt aan de Diaconie van de Hervormde Gemeente van Rheden, verandert de functie van het goed: het krijgt een praktische functie. De parktuin krijgt een nieuwe invulling. Daar waar de vorige eigenaren woonachtig waren op het landgoed en de esthetische kwaliteiten van de tuin van groot belang waren, heeft de diaconie als primair belang dat het landgoed functioneel moet zijn. De tuin wordt in de daarop volgende decennia nog enkele malen gewijzigd waardoor de huidige situatie wat betreft infrastructuur en indeling sterk afwijkt van het oorspronkelijke concept. Slechts enkele oude bomen en bomenrijen vormen een tastbare herinnering. Op het westelijke gedeelte van het landgoed, op de grote weide, werd in de jaren zestig het verzorgingstehuis gebouwd. Door de plaatsing op deze locatie werd de parktuin (deze was enkele jaren eerder al opnieuw aangelegd)en het bosgebied buiten de ontwikkeling gehouden. Hoewel grootschalig in opzet, is het verzorgingstehuis met gevoel voor cultuurhistorie en geomorfologie opgezet. Bij de bouw is het karakteristieke verloop van de helling bepalend geweest voor de opzet van het volume. Dit uit zich vooral in de wijze waarop de westelijke zijvleugel ietwat noordelijker ligt dan de oostelijke vleugel. Het naar achter plaatsen van de westelijke vleugel is direct terug te koppelen aan het specifieke verloop van de helling op deze locatie. De moestuin is in zijn geheel behouden (vandaag de dag enigszins aangetast en in gebruik als paardenwei). De wijze waarop men met de bouw van het verzorgingstehuis rekening heeft gehouden met en aansluiting te vinden op de specifieke kwaliteiten van de locatie, is bijzonder waardevol te noemen en bewijst dat men (zoals vaak wordt aangenomen) tijdens de wederopbouwperiode niet alleen bezig was met snel en economisch bouwen.
De toerit naar het tehuis vanaf de Snippendaalseweg is uitgevoerd als holle weg: de toerit wordt aan beide zijde begrensd door een met gras bezaaid talud. Deze holle weg ligt parallel aan de helling van het terrein waarop het tehuis is gebouwd. Alleen het zuidwestelijke gedeelte buigt ietwat af om aan te sluiten op de Snippendaalseweg. Bij de aanleg van deze holle weg heeft men goed gekeken naar de geomorfologie en het verloop dusdanig opgesteld dat deze een ‘natuurlijk’ verloop heeft (dit zou ook een natuurlijk uitgespoelde holle weg kunnen zijn).
Het verzorgingstehuis bestaat uit meerdere ‘blokken’. Het zuidelijke blok ligt op dezelfde lijn als het negentiende eeuwse landhuis en heeft eenzelfde oriëntatie, gericht op de Arnhemsestraatweg. Omdat de voorgevel van dit bouwblok smaller is dan de voorgevel van het landhuis (achter het voorste blok ligt een volume dat in de diepte is gebouwd: met de hoofdgevel gericht op de Snippendaalseweg), oogt het niet te overheersend. Juist omdat het landhuis door begroeiing aan het oog is onttrokken, springt het verzorgingstehuis nu in het oog en lijkt het het landgoed te domineren. Omdat de rooilijn van landhuis en tehuis op één lijn liggen, verstoort het verzorgingstehuis het zicht op het landhuis, als men Rheden vanuit het westen nadert, niet. Het zicht op het landhuis wordt grotendeels geblokkeerd door begroeiing waaronder de historische bomenlaan. De oostelijke zijvleugel is lager dan de hoofdvleugel. Door de naar achter geplaatste ligging en steile helling nabij de wegen is de beleving van deze vleugel vanaf de Arnhemsestraatweg en Snippendaalseweg bescheiden. Ook hier lijkt de vleugel een reactie te zijn op de historische bebouwing. De zuidelijke gevel ligt gelijk aan de zuidelijke gevel van het koetshuis. Bovendien kan het onderscheid in omvang tussen hoofdvleugel en zijvleugel als een vertaling worden gezien op het onderscheid tussen landhuis en bijgebouw.
Zoals hierboven vermeld, is het wederopbouwpand vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien, bijzonder waardevol. Het pand is sober van opzet en opgetrokken in sober, makkelijk verkrijgbaar bouwmateriaal. Dit is een direct gevolg van de materiaalschaarste die tijdens de naoorlogse jaren heerste. De bouwmaterie is dan ook ‘op’. Dit proces van verval is versneld door de leegstand en tijdelijke herbestemming als asielzoekerscentrum en antikraakpand. Afbraak van het bestaande volume is dan ook onontkoombaar. De stedenbouwkundige kwaliteiten (vertaalt in de plattegrond van het complex) van de naoorlogse ontwikkeling op de weide van Rhederhof kunnen niet voldoende benadrukt worden en het is dan ook belangrijk dat deze bij herontwikkeling van het landgoed, naast de cultuur- en bouwhistorische waarden van het negentiende eeuwse ensemble mee worden genomen.