Hoogcruts, Sepulchrijnenklooster
Hoogcruts 47 Margraten
Opdrachtgever
Stichting het Limburgs Landschap
Uitvoering
Bouwhistorische verkenning: 2011
Cultuur- en bouwhistorisch onderzoek: 2019-2020
Samenwerking
Stadsherstel Limburg
Vanhellenberghubar.org
In 2010 heeft Res nova (dr. Bernadette van Hellenberg Hubar) een bouwhistorische verkenning uitgevoerd naar klooster Hoogcruts, een pittige en complexe klus, aangezien het gebouw in 1979 was afgebrand en sindsdien aan de elementen was overgeleverd. Dit rapport diende als onderlegger voor de consolidatie van het tot ruïne verworden klooster. Stichting het Limburgs Landschap heeft sindsdien het klooster geconsolideerd. Deze werkzaamheden gaan tot op heden door. Vondsten die gedurende de werkzaamheden zijn gedaan zijn aanleiding geweest om het initiele onderzoek uit te breiden. Hierbij heeft ook een uitgebreid archief- en literatuuronderzoek plaatsgevonden. De intentie is om naar aanleiding van de rapportage een boek over Hoogcruts uit te brengen.
De geschiedenis van het klooster gaat terug tot het eind van de vijftiende eeuw. Het Sepulchrijnenklooster, oftwel het klooster van de Reguliere kanunniken van het Heilig Graf, werd gesticht in 1496. In de zestiende eeuw werd het klooster zowel door de Staatse troepen geplunderd als door de troepen van de hertog van Parma in de as gelegd. Het klooster is opvallend gelegen, exact over een staatsgrens. Dit heeft in het verleden tot vele conflicten geleid, met name in het begin van de zeventiende eeuw. In 1606 wordt te Hoogcruts een Latijnse School met pensionaat gesticht. Met name in de achttiende eeuw floreerde deze school en vinden er op grote schaal bouwactiviteiten plaats. Het klooster mocht, vermoedelijk vanwege de Latijnse School, blijven voortbestaan nadat de Oosterijkse keizer Joseph II bij decreet in 1783 onnuttige religieuze orden had opgeheven. Vrijwel meteen daarna vindt de grootste bouwfase plaats. Niet alleen wordt het nu nog bestaande hoofdvolume opgetrokken, maar wordt ook de grote kapel gebouwd.
Als gevolg van de Franse bezetting werd het klooster alsnog opgeheven. Het klooster werd in 1796 als bien noir gekocht door de Maastrichtenaren Crétien Coenegracht en Antoinne Bemelmans. Met name Coenegracht weet tijdens de Franse tijd grote aantallen gebouwen en grond aan te kopen. Hoogcruts wordt heringericht als landhuis en de kapel gaat dienst doen als schuur. In 1870 vindt er een grote brand plaats, waarbij de kapel uitbrandt en met name aan de westzijde grote schade ontstaat. Bepaalde delen van het klooster worden gesloopt, andere vleugels worden herbouwd of gerestaureerd/gereconstrueerd.
In de twintigste eeuw krijgt het complex weer een religieuze functie. In 1904 trekken de Dominicanessen in het klooster. De aan het complex gebouwde boerderij wordt definitief van het klooster gescheiden. De kapel wordt opgesplitst en deels opnieuw als kapel in gebruik genomen. Verder wordt het hoofdvolume in de jaren dertig uitgebreid met een tweelaags volume, gefaseerd gebouwd naar een ontwerp van Alphons Boosten.
Na vanaf de jaren vijftig meerdere malen van eigenaar te zijn gewijzigd, wordt zowel het hoofdgebouw als de kapel in 1979 door een grote brand verwoest. Het behouden casco wordt aan de elementen overgelaten, waardoor het verval, tot het moment dat het Limburgs Landschap het complex aankoopt, in snel tempo toeneemt. Zowel de boerderij als de kapel zijn door het Limburgs Landschap gerestaureerd en deels gereconstrueerd. De noodzakelijke werkzaamheden aan het casco zijn anno 2020 grotendeels voltooid. Hierbij zijn ook de oude tuinmuren en de achttiende-eeuwse gloriette gerestaureerd. Momenteel wordt gezocht naar een nieuwe bestemming voor het complex