Villa Mariahof te Deurne

Villa Mariahof, Stationslaan Deurne. bouwhistorisch onderzoek rijksmonument

Villa Mariahof

Stationslaan 6 Deurne

Rijksmonument

 

Opdrachtgever

Commerciële partij

 

Uitvoering

Bouwhistorisch onderzoek

2021


Nabij het station van Deurne, ten zuidoosten van de historisch dorpskern van Deurne, ligt de in 1896 gebouwde villa Mariahof. De villa is in 2002 aangewezen als rijksmonument. De bescherming heeft betrekking op zowel het huis, als de tuin en het hekwerk aan de straatzijde. De eigenaar heeft de intentie de villa te herbestemmen, verbouwen en restaureren. Ten behoeve van de beoogde werkzaamheden stelt de gemeente als vereiste dat een bouwhistorisch onderzoek wordt verricht naar het rijksmonument, als onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning.

 

Paardshemel

De omgeving waar later villa Mariahof werd gesticht, bestond tot aan het eind van de negentiende eeuw uit agrarisch terrein. Het gebied wordt op de kadastrale minuutkaart van 1811-1832 aangeduid als ‘Paards Hemel’. In 1866 werd de spoorlijn Venlo-Eindhoven meteen ten zuiden van de Paardshemel aangelegd. De komst van het station droeg bij aan de welvaartsgroei van Deurne en geleidelijk ontstond er meer bebouwing in de nabijheid van de halteplaats, waardoor het dorp in zuidelijke richting uitbreidde. In 1870 kocht een fabrikant een deel van de weidegrond, gesitueerd op de hoek van de huidige Stationsstraat en Stationslaan, om daarop een huis met een linnenfabriek te stichtten. De fabriek, inclusief de naastgelegen gronden werd in 1890 gekocht door ondernemer Johannes Hermanus Henricus Hermans.

 

Villa Mariahof

Hermans verkocht de fabriek en de woning op de hoek van de Stationsstraat en Stationslaan in 1894. Het aangrenzende perceel ‘bouwland’ behield hij en liet er in 1896 een villa bouwen. De strenggelovige Hermans noemde het huis ‘Mariahof’, zowel naar de moeder van Christus als naar zijn enig kind Maria. In de geveltoren werd het nog aanwezige tegeltableau geplaatst met een representatie van Maria met Kind en de naam Mariahof. Van kort na de bouw is een aantal foto’s van het huis bewaard gebleven. De oudste foto is rond 1900 genomen. Het geeft een fraaie representatie van het oorspronkelijke architectonische concept. De villa werd opgetrokken in een voor die tijd kenmerkende eclectische architectuur. In hoofdopzet heeft het gebouw een oudhollandse/ neorenaissancestijl karakteristiek. Dit uit zich allereerst in het gegeven dat het pand volledig in baksteen is opgetrokken, waarbij de kwaliteiten van de baksteen optimaal worden benut en ook een esthetisch karakter krijgen. Dit uit zich niet alleen in het nu nog zichtbare, in rood- en gele verblendsteen uitgevoerde metselmozaïek in de boogvelden en de friesbanden, maar ook in het toepassen van gele verblendstenen speklagen die de gevel horizontaal geleden en in de wijze waarop het opgaand muurwerk met veel zorg is opgetrokken: lijnenspel van baksteen in kruisverband en het verfijnd uitgevoerde knipvoegwerk.

 

De eclectische grondslag vertaalt zich bij het volume met name in de opzet van de daken en de uitvoering van het houtwerk. Het vakwerk dat is toegepast bij de bovenste geleding van de toren, het forse overstek, met rijk en breed opgezette windveren en de door consoles gedragen bakgoten zijn elementen die in de literatuur veelal worden omschreven als (Zwitserse) chaletstijl. Dergelijke elementen komen echter ook voor bij bijvoorbeeld de Engelse landhuizen uit de tweede helft van de negentiende eeuw en de stick style in Amerika. De opzet van de hoofdmassa’s, in het bijzonder de ranke opzet van het hoofdvolume (ondiep en hoog), geplaatst onder een steil zadeldak en de torenspits, welke is opgezet als ingesnoerd schilddak, zijn elementen die meer op de Franse architectuur zijn geïnspireerd. De wijze waarop de volumes zijn samengevoegd tot één geheel, past ook binnen de architectuurprincipes uit het eind van de negentiende eeuw.

 

Het huis is een fraai voorbeeld van het zogenaamde ‘rationele bouwen’, waarbij de nadruk ligt op het in elkaar voortvloeien van de functie, vorm en constructie van een gebouw. De externe geleding van het bouwvolume blijkt hierbij een getrouwe afspiegeling te zijn van de interne organisatie van het pand. “De uitwendige vormontwikkeling van het gebouw is steeds het gevolg van de inwendige inrichting en het bouwsysteem. Bouwende dus van binnen naar buiten, brengt de bouwmeester de gewelven, de verdiepingen en de hoofdscheidingsmuren daar ook tot uitdrukking, en nooit worden gevels opgetrokken, die daarachter geen noodzakelijk ruimten insluiten” (citaat van architect Joseph Cuypers uit Bouwkunst, zeven voordrachten over bouwkunst, gehouden vanwege ’t Genootschap Architectura et Amicitia, Amsterdam 1918). Uit deze manier van rationeel bouwen vloeit automatisch voort dat een gebouw een asymmetrische uitstraling krijgt. Deze asymmetrie ervaart men als schilderachtig. De term schilderachtig wordt rond 1900 geassocieerd met schoonheid: een asymmetrisch gebouw straalt schoonheid uit. De architecten die zich deze rationele bouwstijl eigen hebben gemaakt, proberen afstand te nemen van de symmetrie en klassieke proporties van de vele classicistische bouwwerken die in de negentiende eeuw zijn ontstaan. Zij willen dat hun creaties opvallen door hun gevarieerde samenstelling, met wisselende dakhoogten, aanbouwen, uitkragende onderdelen, asymmetrie, et cetera.

 

Als we kijken naar de inpandige structuur van het pand, dan zien we dat het nog vrij traditioneel is. Dit uit zich niet in de driebeukige geleding, bestaande uit een centrale gang met aan weerszijde even brede beuken met woonvertrekken, maar ook in het toepassen van een hoog boven het maaiveld geplaatste bel-etage. Aan het begin van de twintigste eeuw veranderde dit, waarbij de begane grond op maaiveldniveau kwam te liggen. Dit komt niet alleen voort uit een andere kijk op natuur en tuin (vloeiende overgang van binnen naar buiten), maar ook, onder invloed van de Engelse architectuur, door een andere organisatie van de inpandige structuur (meer nadruk op gezin en minder op presentatie: keuken van souterrain naar begane grond; woonkamer voor gezin).

 

Wijzigingen nadien

 Aan het exterieur vindt nadien nog een groot aantal wijzigingen plaats, waaronder de bouw van een eenlaags kantoorgebouw aan de noordzijde in 1909 en de bouw van een driezijdige erker tegen de zuidgevel en een uitbouw tegen de achtergevel, in het verlengde van de gangbeuk in de periode 1910-1920. In 1935-1955 werd de tuinkamer ingrijpend verbouwd en deels versteend. In 1964 kreeg het huis haar witte uitstraling, werd de opzet van de erker aan de zuidzijde gewijzigd, de tuinkamer opnieuw ingrijpend verbouwd en een groot aantal wijzigingen in zowel de uitmonstering als structuur van het pand doorgevoerd.